![]() |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leidsters van kindercentra benaderen regelmatig de GGD met vragen over schoonmaken. De vragen gaan dan over de frequentie van schoonmaken, het wel of niet moeten desinfecteren in een normale situatie of als er een infectieziekte bij één of meer kinderen is vastgesteld. Een
landelijke werkgroep van hygiënisten en inspecteurs kinderopvang heeft
zich beziggehouden met het opstellen van eenduidige antwoorden op deze
vragen en het aandragen van adviezen op het gebied van hygiëne. Het
Platform Inspectie Kinderopvang (PIKO) brengt
het geheel uit als hygiëneplan voor
personen die werken in voorzieningen voor kinderopvang, zoals
kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, centra voor buitenschoolse opvang en
gastouders. Dit
hoofdstuk is als volgt ingedeeld: Met
het woord hygiëne bedoelt men: de zorg voor het in stand houden van de
gezondheid. En gezondheid is een toestand van optimaal lichamelijk, geestelijk
en maatschappelijk welzijn. Waarom is goede
hygiëne in een kindercentrum belangrijk Jonge
kinderen maken kennis met vele voor hen nieuwe micro-organismen waartegen zij
nog geen weerstand hebben opgebouwd. Het doormaken van een aantal veel
voorkomende infectieziekten hoort bij de normale ontwikkeling. Kinderen
die een kindercentrum bezoeken hebben een grotere kans om een infectieziekte
op te lopen dan kinderen die thuis verzorgd worden. Via andere kinderen komen
zij vaker en op jongere leeftijd met ziekteverwekkers in contact. Om
verspreiding van infectieziekten tegen te gaan, kan het in sommige gevallen
nodig zijn extra schoonmaakmaatregelen en/of desinfectie te overwegen. Micro-organismen
Micro-organismen
zijn zo klein dat zij alleen met behulp van sterk vergrotende instrumenten,
zoals de microscoop, zichtbaar gemaakt kunnen worden. De
volgende micro-organismen (microben) kennen we: -
bacteriën; -
virussen; -
parasieten, w.o. wormen; -
schimmels, bijv. huidschimmels en gisten. Bacteriën,
virussen, schimmels en andere micro-organismen zijn overal aanwezig. Enkele
soorten kunnen ziekten verwekken, maar de meeste soorten zijn onschuldig. Ook de hoeveelheid micro-organismen is van belang voor het al
of niet ziekmakend effect. Om
snel te kunnen groeien hebben micro-organismen vocht, voedsel (bijv. vuil,
huidschilfers, stof) en een temperatuur tussen de
7°C en 55° C nodig. Door
goede hygiënemaatregelen kun je bepaalde micro-organismen wegnemen en door
verwijdering van vuil haal je de voedingsbodem weg, zodat ze niet in aantal
kunnen groeien. De
overdracht van micro-organismen vindt plaats via
de volgende besmettingswegen: -
handen; -
lucht (via druppels door aanhoesten, huidschilfers of stof); -
voedsel; -
voorwerpen (bijv. speelgoed, toiletten, beddengoed); -
lichaamsvloeistoffen (speeksel braaksel, ontlasting,
urine, bloed); -
dieren/muggen/vliegen. Als
je via de besmettingswegen in contact komt met een micro-organisme
(besmetting) dan hoef je daar nog niet ziek van te worden. Pas wanneer iemand
na een besmetting wel ziek wordt, spreek je van een infectie. In
een kindercentrum kun je extra aandacht besteden aan hygiëne: -
bij het schoonhouden van materiaal en omgeving -
bij maatregelen rondom bloed -
bij het klaarmaken en verstrekken van voedsel -
bij het tandenpoetsen mondhygiëne -
bij het verschonen en toiletgebruik -
door het aanleren van hoest- en niesdiscipline -
bij het schoonhouden van de zandbak Verderop
in dit hoofdstuk vindt u meer informatie over de bovengenoemde punten. Persoonlijke
hygiëne
Overdracht
van micro-organismen is niet alleen te voorkomen door het opstellen van een
schoonmaakschema. De persoonlijke hygiëne en vooral het handen wassen speelt
een belangrijke rol. Handhygiëne Veel
besmettingen worden via de handen overgedragen. En goede handhygiëne voor de
leiding, maar ook voor de kinderen is dan ook één van de meest effectieve
manieren om besmettingen te voorkomen. Handen
wassen behoort plaats te vinden voor: -
het begin van de werkzaamheden -
het aanraken en bereiden van voedsel -
het eten of het helpen bij eten na: -
iedere zichtbare verontreiniging van de handen -
hoesten, niezen en snuiten -
spelen in de zandbak -
toiletgebruik -
het verschonen van de kinderen - contact met lichaamsvochten zoals traanvocht, speeksel snot, braaksel, urine, ontlasting, bloed -
het dragen van handschoenen -
schoonmaakwerkzaamheden Techniek handenwassen Draai
de kraan open, zodanig dat de temperatuur van het water behaaglijk is voor de
handen en het water flink stroomt. - Maak de handen nat en voorzie ze vervolgens van een laag vloeibare zeep uit de zeepdispenser; - Wrijf de handen nu gedurende 10 seconden over elkaar, vingertoppen, duimen en de gebieden tussen de vingers en de polsen moeten worden ingewreven; - Spoel af onder flink stromend water, waarbij het water van bovenaf naar de vingertoppen toe moet vloeien; - Droog de handen af met, bij voorkeur, een papieren handdoek; ook tussen de vingers en de polsen; -
Sluit de kraan met een papieren handdoek; - Werp de gebruikte handdoek in de daarvoor bestemde pedaalemmer, bij voorkeur met de voet bedienbaar. - NB: Belangrijk bij dikwijls handen wassen is het gebruik van een enigszins vette handcrème, zodat de handen gaaf blijven ondanks het frequente wassen. - Desinfectie van de handen is meestal niet nodig, behalve bij bloederige diarree en als er bloed op de handen is gekomen. Zakdoeken In
de neus kunnen micro-organismen voorkomen die bij anderen ziekte kunnen
veroorzaken. Gezonde 'dragers' kunnen bij het snuiten (katoenen)
zakdoek en handen besmetten. Gebruikte zakdoeken die in de broekzak of elders
in de kleding worden meegedragen, kunnen als een besmettingsbron zijn en
iedere keer dat ze worden aangeraakt de handen besmetten. Daarom voor het
snuiten uitsluitend papieren zakdoeken gebruiken, die meteen na gebruik worden
weggegooid in afsluitbare afvalbakken. Handschoenen Wegwerphandschoenen
altijd dragen wanneer er kans bestaat op contact met bloed of eventueel besmet lichaamsvocht. Wegwerp handschoenen hoeven
niet steriel te zijn. Na gebruik van wegwerphandschoenen altijd nog de handen
wassen. Wondjes Wondjes
op handen voorzien van een waterafstotende pleister. Bij verzorgende
handelingen handschoenen dragen. Nagels De
nagels zijn kortgeknipt en schoon. Geen kunstnagels dragen. Onder lange nagels
en geschilferde of gebrokkelde nagellak kunnen zich micro-organismen
vermeerderen. Ook onder kunstnagels kunnen micro-organismen lang in leven
blijven, ondanks regelmatig handen wassen. Sieraden - Normale situatie: bij voorkeur geen hand- en armsieraden dragen. Het dragen van ringen, polshorloges en armbanden bemoeilijkt goed handenwassen (en denk ook aan de veiligheid!). - ls er een infectieziekte heerst: géén ringen, polshorloges en armbanden dragen. Haar De
haren moeten schoon zijn, verder geen bijzondere maatregelen. Lang haar bij
voorkeur in een staart of opgestoken dragen. Kleding Kleding
moet schoon zijn. Ziekte
Wanneer een personeelslid ziek is (bv. diarree, huiduitslag) moet altijd contact op worden genomen met de bedrijfsarts of het personeelslid wel of niet kan blijven werken en onder welke voorwaarden. Waarom
maken we schoon
- Stof en vuil kunnen broedplaatsen zijn voor bacteriën waardoor verspreiding van infectieziekten kan plaatsvinden. Door schoonmaken wordt het aantal micro-organismen verlaagd waardoor het besmettingsrisico beperkt wordt. - Dwarrelende stofdeeltjes kunnen ademhalingsmoeilijkheden opleveren voor Carapatiënten. Door schoonmaken wordt het aantal stofdeeltjes verlaagd. - Uit visueel oogpunt. Schoonmaakmethoden
Droog schoonmaken -
Stof afnemen -
Stofwissen -
Vegen -
Stofzuigen Nat schoonmaken - Meubilair en voorwerpen schoonmaken met een sopdoek en een sopje van een huishoudelijk schoonmaakmiddel. - Vloeren nat schoonmaken met mop en mopwagen met twee emmers. Een voor het schone sopwater en een voor het vuile gebruikte water. Voordat de vloer nat wordt schoongemaakt eerst de vloer droog schoonmaken. Waarmee
nat schoonmaken
Nat
schoonmaken doe je met een huishoudelijk schoonmaakmiddel: -
Middelen die eiwitten en vetten oplossen -> allesreiniger -
Een kalkoplosser voor kalkaanslag en urinesteen -> azijn Hoe
schoonmaken 2. Begin met schoon schoonmaakmateriaal. 3. Eerst droog schoonmaken. Werk altijd van schoon naar vuil en van hoog naar laag. -
Slaapruimte: -
Speelruimte: -
Keuken: -
Toiletruimte: Eventueel stof afnemen.
4. Maak een emmer met
sopwater klaar. De temperatuur van het sopwater moet lauw zijn om te zorgen
dat het schoonmaakmiddel goed oplost. Zorg voor een juiste dosering. Lees goed
de gebruiksaanwijzing op de verpakking. Meng geen verschillende
schoonmaakproducten, dit kan gevaarlijk zijn. 5.
Vervolgens nat schoonmaken: nat afnemen, naspoelen met heet water en
nadrogen met een schone doek. -
Slaapruimte: -
Speelruimte: -
Keuken: -
Toiletruimte: wastafels, lichtknopjes, deurkrukken, doorspoelknoppen,
afvalbakken,toiletpot. 6.
Maak daarna een emmer met sop klaar om de vloer te dweilen. Vul ook een
emmer met alleen water waarin de mop kan worden uitgespoeld. Volgorde van
schoonmaken: eerst de vloer van de slaapruimte, dan de verblijfsruimte, de
keuken en eindig in de toiletruimte. Na het soppen van de vloer naspoelen met
water en eventueel nadrogen. Bij voorkeur aan de lucht laten drogen. 7. Als het sopwater zichtbaar vervuild is moet het tussendoor ververst worden. 8. Na afloop van het schoonmaken het sopwater direct weggooien in een uitstortgootsteen. Als dit er niet is gebruik dan het toilet. 9. Schoonmaakmaterialen na gebruik goed schoonmaken: -
Stofdoeken; stofbindende doek is voor eenmalig gebruik, vochtige doek
na gebruik wassen op minimaal 60ºC. -
Stofzuigerzak regelmatig verwisselen. Stoffilter regelmatig
verwisselen, Stofzuiger mond goed schoonhouden. -
Bezem goed schoonmaken. Hang de bezem op om te zorgen dat de bezemharen
niet uit elkaar gaan staan . -
Stofwisser na gebruik reinigen, wisdoekje na gebruik wegwerpen.
Stofwisser na gebruik ophangen. -
Emmers na gebruik schoonmaken met heet water en goed drogen. -
Sopdoeken na gebruik wegwerpen of wassen op 60 º C. -
Sponzen niet gebruiken -
Toiletborstel na gebruik goed naspoelen en regelmatig vernieuwen. -
Moppen/dweilen na gebruik wassen op 60 º C. 10.
Laat nooit natte sopdoeken en dweilen in emmers achter om uitgroei van
bacteriën te voorkomen. 11. Schoonmaakmaterialen en –middelen buiten bereik van kinderen opbergen in een aparte werkkast met uitstortgootsteen. De werkkast zelf ook goed schoonhouden (zie schoonmaakschema op pag. 14). DESINFECTEREN Waarom
desinfecteren we
Door
te desinfecteren worden ziekmakende micro-organismen gedood of teruggebracht
tot een niet ziekmakend aantal. Wanneer
desinfecteren
Desinfecteer
alleen wanneer daar een reden voor is. Onnodig desinfecteren werkt
ongevoeligheid in de hand. Dit betekent dat bacteriën en virussen beter
bestand worden tegen desinfectiemiddelen. Desinfectie
is nodig: -
als er sprake is van bloederige diarree -
als er op een andere wijze sprake is van bloedcontact Wat
moet gedesinfecteerd worden
Alle
oppervlakken die in aanraking zijn gekomen met het bloed of de bloederige
diarree. Dit kan zijn: - De toiletruimte; de toiletpot, de toiletbril, het verschoonkussen maar eventueel ook de kraan, wastafel, doorspoelknop. - Textiel. -
Speelmateriaal, meubilair, vloer. - Vergeet na afloop niet de eigen handen schoon te maken: -
Wanneer je handschoenen hebt gedragen is het voldoende de handen na
afloop te wassen met water en zeep -
Wanneer je geen
handschoenen hebt gedragen moeten de handen na afloop worden gewassen met
water en zeep en daarna gedesinfecteerd met handalcohol! Waarmee
desinfecteren
- Kleine oppervlakken (max. ½ m²: aankleedkussen, speelgoed, thermometer): Alcohol 70% - Grote oppervlakken (meer dan ½m²: vloeren, meubilair): Chloorpreparaat met een 1000 ppm concentratie (Gebruik een door de overheid toegelaten desinfectans met een N-nummer; Huishoudchloor en Glorix voldoen hier niet aan; deze middelen zijn instabiel, dat wil zeggen dat de concentratie vrij chloor na verloop van tijd afneemt; bij gebruik van chloortabletten kan men gemakkelijk en nauwkeurig doseren). Mochten er twijfels bestaan neem dan contact op met de GGD. Zij adviseren welk middel in welke oplossingsconcentratie nodig is. -
Voor de handen: - Textiel en speelgoed kunnen in de wasmachine (minimaal 60ºC). - Serviesgoed en eventueel andere materialen kunnen in de afwasmachine (minimaal 60ºC). Hoe
desinfecteren
1. Voordat je iets gaat desinfecteren moet je dat eerst huishoudelijk schoon gemaakt hebben. 2. Gebruik voor het desinfecteren bij voorkeur disposable schoonmaakmateriaal. 3. Trek handschoenen aan om de eigen handen te beschermen. 4. Een alcohol 70%-oplossing is direct klaar voor gebruik. Mocht er een ander desinfecterend middel nodig zijn neem dan contact op met de GGD. Meng geen verschillende schoonmaakproducten, dit kan gevaarlijk zijn. 5. Desinfecteer het oppervlak met de alcohol 70%-oplossing en laat dit aan de lucht drogen. Mocht er een andere desinfecterend middel gebruikt worden dan kan de GGD toelichten hoe je dit op een juiste wijze moet gebruiken. 6.
Na het desinfecteren het disposable sopdoekje weggooien 7. Wees alert dat het desinfecterend middel buiten bereik van kinderen blijft. NB: -
dettol, lysol en lyortol mogen niet worden gebruikt. - glorix is geen desinfectans maar een huishoudelijk schoonmaakmiddel. - bleekwater is inactief, heeft geen toelatingsnummer en kan dus beter niet gebruikt worden. HOE
OM TE GAAN MET BLOED
In
het bloed van sommige personen is een virus aanwezig zoals het Hepatitis
B-virus of het HIV-virus. Als kinderen met dit soort virussen besmet zijn, is
dat meestal al voor of tijdens hun geboorte gebeurd. Indien
bloed-bloedcontact ontstaat, kan men met deze virussen besmet worden. De kans
op besmetting is klein en gebeurt niet als de huid intact is. Het hepatitis B
en het HIV-virus zijn niet
overdraagbaar via: -
aanraken of kussen -
gebruik van gezamenlijk servies -
urine, ontlasting, speeksel, braaksel, traanvocht, of zweet, zolang er geen zichtbaar bloed
aanwezig is Maatregelen
ter voorkoming van bloedoverdraagbare aandoeningen
1.
algemene hygiënemaatregelen 2.
specifieke maatregelen: -
Wegwerphandschoenen dragen bij elk contact met bloed, wondvocht of
lichaamsvochten die zichtbaar met bloed zijn vermengd. -
Dek wondjes af met een waterafstotend pleister. -
Verwijderen van gemorst bloed: met handschoenen aan bloed opnemen met
een papieren tissue, de ondergrond schoonmaken met water en zeep en daarna
desinfecteren met alcohol 70% voor oppervlakten tot ½ m² of chloor 1000 ppm
voor oppervlakten > ½ m². -
Linnengoed en kleding wassen op 60°C. Indien dit niet mogelijk is op
het langste programma van 40°C wassen. Wat
te doen als er toch bloedcontact is geweest
- Wond goed uitspoelen en desinfecteren met betadinejodium. - GGD bellen.
Voedselinfecties
veroorzaken jaarlijks bij meer dan een miljoen mensen in Nederland
maagdarmklachten. Hygiënisch werken is dan ook belangrijk om een
voedselinfectie te voorkomen. Instellingen die voedsel bereiden voor anderen
moeten zich aan wettelijke regels houden om de voedselveiligheid te kunnen
waarborgen. De Inspectie Gezondheidsbescherming waren en Veterinaire Zaken
(voorkeen Keuringsdienst van Waren) bezoekt kinderdagverblijven om te
controleren of ze aan deze eisen voldoen. Peuterspeelzalen en Naschoolse
opvanginstellingen worden niet
door de keuringsdienst bezocht maar ook zij moeten zich aan de hygiëneregels
houden. Je
moet als instelling zorgen dat je het hele proces van voedselbereiding van
inkoop tot afwas onder controle hebt en op een hygiënische wijze met het
voedsel omgaat. Hiervoor moet je werkinstructies opstellen en regelmatig
checklijsten invullen. Door middel van de ingevulde checklijsten kun je
aantonen dat je het proces van de voedselbereiding onder controle hebt. Als de
inspectie langskomt zullen ze naar deze checklijsten vragen. Bij voorkeur is
een persoon verantwoordelijk voor het voedsel. Ten aanzien van de volgende
deelprocessen moet je werkinstructies en checklijsten hebben: 1.
Inkoop en ontvangst goederen 2. Opslag goederen (magazijn/koeling/vriezer) 3.
Bereiden warme maaltijd 4. Bereiden koude maaltijd (broodmaaltijd/salades) 5. Bereiden flesvoeding en meegebrachte moedermelk (zie apart hoofdstuk) 6.
Meenemen voedsel van thuis 7.
Opruimen en afwassen 8.
Schoonmaak
- Let bij het kopen of ontvangen van goederen op de houdbaarheidsdatum en of de verpakking niet kapot is. - Koude producten, zoals vlees en melk, moeten voldoende koel zijn (£ 7ºC) - Ruim de binnen gekomen goederen direct na ontvangst op. - Als er warme maaltijden bereid worden, dient een thermometer aanwezig te zijn. Regelmatig dient de temperatuur van producten gecontroleerd te worden. Opslag
magazijn/koeling/vriezer
- De temperatuur van de koelkast/vriezer moet aan de buitenkant afleesbaar zijn of leg een thermometer boven in de koelkast. De temperatuur van de koelkast moet £ 7ºC zijn, bij voorkeur 4ºC. De temperatuur van de vriezer moet £ -18ºC zijn. - Alle producten moeten zijn voorzien van een houdbaarheidsdatum. - Zet nieuw binnengekomen producten altijd achteraan (first in-first out). - Bewaar zelf ingevroren producten niet langer dan 3 maanden. - Zet het magazijn/koelkast/vriezer niet te vol. Bestel niet te veel. Houd het overzichtelijk. - Verpakkingen moeten goed gesloten zijn. - Houdt levensmiddelen en schoonmaakmiddelen van elkaar gescheiden. - Let op een goede scheiding tussen rauw en bereide producten: rauwe producten onder in de koelkast en bereide producten boven in de koelkast. -
Koelkast 1x per 2 weken schoonmaken.
Vriezer 1x per 3 maanden ontdooien en schoonmaken. Voorraadkast 4x per jaar
schoonmaken. -
Controle: maandelijks moeten bovenstaande punten worden gecontroleerd
en geregistreerd.
- Was de handen. - Haal producten kort voor bereiding uit de koeling. - Gebruik schone materialen (pannen, messen, snijplank). - Voorkom over en weer besmetting van bacteriën (kruisbesmetting): bijv. groente niet snijden op een plank waar daarvoor rauwe kip op heeft gelegen. Gebruik aparte snijplanken. - Producten uit blik: maak het blik voor opening schoon, gebruik geen beschadigde of blikken die bol staan. Producten goed verhitten. - Groenten: goed wassen en gaar koken. - Aardappels/Rijst/Pasta: eventueel schoonmaken en wassen en daarna gaar koken. - Vlees/vis/kip: in deze producten zitten van nature veel bacteriën. Leg vlees/vis/kip altijd op een apart bord of glazen snijplank die direct na gebruik in de afwasmachine wordt gezet. Als je de producten met de handen hebt aangeraakt moet je deze wassen zodra je weer iets anders aanraakt. - Vlees/vis/kip vervolgens goed verhitten zodat het van binnen goed gaar is. - Raak bereid voedsel niet meer met de handen aan. - Proeven van het eten mag alleen met een schone lepel die daarna direct bij de afwas wordt gelegd. - Eten serveren. Zorg voor schoon serviesgoed. - Zorg ervoor dat het eten voldoende warm blijft (minimaal 65ºC) voor kinderen die eventueel een tweede portie willen. - Na het eten eventuele restjes afdekken en direct in de koeling plaatsen, in kleine porties zodat het snel terug kan koelen. Restjes dateren en de volgende dag opeten. Anders restjes weggooien. - Gebruikte materialen direct na het eten in de afwasmachine zetten. - Niet schoonmaken in de keuken terwijl je met het eten koken bezig bent. Bereiden
van broodmaaltijd
- Was de handen. Laat ook de kinderen de handen wassen. - Haal de producten zo kort mogelijk van tevoren uit de koeling. - Zorg voor schoon serviesgoed. - Zet alle producten op tafel. Maak de porties niet te groot. - Gebruik voor het pakken van de kaas, vlees een schone vork die alleen daarvoor gebruikt wordt. Gebruik voor zoet beleg een schone lepel, niet met het tafelmes in de pot. - Melkproducten niet te lang op tafel laten staan (maximaal een half uur buiten de koeling). - Na het eten de restjes direct dateren, afdekken en in de koeling zetten. Restjes de volgende dag opmaken, anders weggooien. - Gebruikte materialen direct na het eten in de afwasmachine zetten. - Niet schoonmaken in de keuken terwijl je met het eten koken bezig bent. Bereiden
van salades
- Was de handen. - Snij de sla en/of andere ingrediënten en was ze in zo koud mogelijk water. -
Laat de sla uitlekken of gebruik de slacentrifuge. - Maak de salade klaar in een schaal of kleine bakjes. - Dek de salade af en zet het zo snel mogelijk weer in de koeling. - Salade zo kort mogelijk voor het eten uit de koeling halen. - Geen restjes bewaren. Bereiden
van flesvoeding en meegebrachte moedermelk
Zie
2.7 Flesvoeding en hygiëne Meenemen
voedsel van thuis
- Eten en drinken wat koel bewaard moet worden (bijv. melk, melkproducten, brood met kaas en/of vleeswaren) direct na ontvangst in de koelkast plaatsen. Indien er geen koelkast in de verblijfsruimte aanwezig is kun je wellicht gebruik maken van een koelkast elders in het gebouw. Als er geen koelkast aanwezig is dan geen bederfelijke producten mee laten nemen van thuis. - Was voordat je het eten uitdeelt eerst de handen. - Laat de kinderen de handen wassen. - Haal het eten en drinken zo kort mogelijk voor het eten uit de koelkast. -
Ruim na het eten alles op, bewaar geen restjes. Opruimen
en afwassen
- Ruim na het eten de tafel op. -
Eten en drinken wat koel bewaard moet worden in de koelkast zetten - Etensrestjes van de borden verwijderen, eventueel voorspoelen op de hand met handwarm water - Afwas met de hand: afwassen in een heet sopje met een schone afwasborstel, afdrogen met een schone theedoek (dagelijks in de was), schone vaat opruimen en afwasborstel na gebruik schoon maken en goed laten drogen. - Machinale afwas: afwasmachine vullen (niet te vol zetten en zo indelen dat nergens water in kan blijven staan), afwasmachine instellen op 65ºC, na afloop de schone vaat uit laten dampen en opruimen. Afwasmachine na gebruik schoonmaken (evt. etensresten uit het rooster verwijderen) Schoonmaak
- Niet schoonmaken tijdens het eten koken. - Maak de keuken altijd schoon als er eten en/of drinken is klaargemaakt. - Dagelijks afvalbakken legen en wekelijks nat schoonmaken. - Maak de keuken volgens het schoonmaakschema (zie 2.5) Sinds
maart 1998 bestaan er landelijke richtlijnen voor de voedselbereiding in
kindercentra. Dit is uitgebracht onder de naam: ‘Hygiëneplan voor de
voedingsverzorging in woonvormen en uitbrengmaaltijden’.
In dit hygiëneplan staan voorbeeld werkinstructies en checklijsten. Dit hygiëneplan
is te bestellen bij het Voedingscentrum (070-30.68.888). De
Inspectie Gezondheidsbescherming hanteert bij de inspectie deze richtlijnen. Aansprakelijkheid
bij het zelf meenemen van eten en drinken: Ouders
zijn aansprakelijk voor het voedsel en ook moedermelk wat zij van huis
meenemen mits het kindercentrum zich aan de hygiëneregels houdt zoals
beschreven in het ‘Hygiëneplan voor de voedingsverzorging in woonvormen en
uitbrengmaaltijden’. Bij
het Voedingscentrum zijn nog andere brochures te bestellen: o.a. voeding voor
baby’s, van zuigeling tot peuter, peuter- en kleutervoeding, voeding voor
4-12 jarigen. Algemene
uitgangspunten
- Ieder kind heeft per dag of per voeding een eigen fles en speen. - De keuze van de fles en de verzorging ervan zijn belangrijk. De fles moet wijd en glad van binnen zijn; hij mag geen ribbels of oneffenheden vertonen. Tevens moet de fles een goed leesbare maatverdeling hebben. Kook een nieuwe fles voor het eerste gebruik uit. Spenen moeten liefst iedere zes weken vervangen worden. -
Voedselbereiding moet gescheiden van de verschoonplek plaatsvinden - Restjes babyvoeding niet bewaren en weer opwarmen; melkproducten bederven makkelijk. FLESVOEDING
EN HYGIËNE
Flesvoeding
klaarmaken -
Was voor het klaarmaken van een voeding goed je handen met water en
zeep (liefst vloeibare). Droog je
handen met papieren handdoeken. - Voor het bereiden van babyvoeding is gewoon leidingwater (niet uit de geiser of boiler) geschikt, mits dit niet via loden leidingen wordt aangevoerd. Om te zorgen dat het kind de juiste hoeveelheid voedingsstoffen krijgt, is het van belang om de verhouding poeder/water aan te houden zoals deze op de verpakking staat aangegeven. De kans op het maken van fouten hierbij is geringer als de voeding voor een hele dag in een keer wordt gemaakt. - Wanneer flesvoeding voor de hele dag wordt bereid, is het aan te raden het water hiervoor te koken. Tijdens het bewaren kan in de voeding groei van micro-organismen optreden. De kans hierop is kleiner wanneer wordt uitgegaan van water dat vooraf 3 minuten is gekookt. Bewaren
van flesvoeding - De beste temperatuur voor het bewaren van vooraf bereide babyvoeding is 4ºC. Het is van belang aandacht te besteden aan de temperatuur van de koelkast waarin bereide babyvoeding wordt bewaard door een thermometer in de koelkast te raadplegen. Het is af te raden om bereide babyvoeding langer bij kamertemperatuur te bewaren dan nodig is om het kind te voeden. -
Plaats het in de koelkast niet in de groentelade of deurvak in verband
met een afwijkende temperatuur aldaar. Flesvoeding
verwarmen - De ideale temperatuur voor flesvoeding is 37ºC. - Dit kan bereikt worden op de volgende wijzen: - Het flesje een paar minuten in een pannetje heet water zetten. - Met gebruik van een flessenwarmer. In de flessenwarmer mag geen water blijven staan vanwege groei van micro-organismen. - In de magnetron. Zet de fles hierin zonder dop of speen en verwarm de inhoud op de hoogste stand. Reken bij een vermogen van 700 Watt op 30 seconden per 100 ml. De inhoud mag niet koken. Laat de fles dan even staan en schud hem vervolgens zodat de warmte goed wordt verdeeld. - Controleer de temperatuur van de voeding door een beetje voeding op de binnenkant van de pols te druppelen. De flesvoeding dient net zo warm te zijn als de huid. Na
afloop van de voeding - Als de baby voldoende heeft gedronken moet de fles direct omgespoeld worden met koud stromend water (van het keukenblok of in de keuken). Dit om indrogen en vastkoeken te voorkomen. Gebruik een flessenwisser als zichtbaar vuil achterblijft. - De fles (met speen) wordt weggezet in de koelkast (mag liggend/staand, bacteriën hebben dan geen goede temperatuur om uit te groeien). Voorafgaand
aan de volgende voeding Spoel
de fles om met warm water Flessen
uitkoken Aangezien
door afwassen (ook machinaal in de vaatwasser, vanwege de nauwe halsopening)
de fles onvoldoende gereinigd kan worden, moet deze elke dag worden uitgekookt
(bij voorkeur op het eind van de dag). Zo worden ook onzichtbare
restjes verwijderd. Dit
kan gebeuren in: -
specifieke uitkokers, - een pan kokend water, de flessen moeten 3 minuten uitgekookt worden. Uitkoken
in de magnetron wordt afgeraden omdat de hitte niet alle plekken in de fles
bereikt en de fles niet voldoende schoon wordt. Niet alle bacteriën worden op
deze wijze gedood. Als men toch de flessen in de magnetron wil uitkoken moet
dat direct na de voeding gebeuren. De flessen rechtopstaand in de magnetron
plaatsen, ¾ vullen met water en
een paar minuten door laten koken. Uitkoken
is niet leeftijdsgebonden, dit geldt voor alle leeftijden. Spenen - Spenen moeten liefst iedere zes weken vervangen worden. - Na iedere voeding moet de speen onder de kraan schoongemaakt worden en droog (uitgeslingerd in bijv. een theedoek) bewaard worden. Dit kan bijvoorbeeld in een afgesloten bakje in de koelkast of omgekeerd in de afgesloten zuigfles. - Eenmaal per dag moeten de spenen 3 minuten uitgekookt worden in een pan water. - Dit kan ook in de magnetron, in een kommetje met water. Bewaren
van moedermelk Moedermelk
blijft maar 2 dagen goed in de koelkast, mits de temperatuur 4ºC
is. Bevroren moedermelk kan het best langzaam ontdooid worden in de
koelkast of onder lauw stromend water. Zet de kraan niet te heet, omdat dan
antistoffen verloren kunnen gaan. Eenmaal ontdooide moedermelk moet binnen 24
uur gebruikt worden. Het kan niet
opnieuw ingevroren worden. Moedermelk
verwarmen Moedermelk
kan beter niet in de magnetron worden opgewarmd. Bij verhitting door de
magnetron gaan afweerstoffen in de moedermelk kapot. Afgekolfde moedermelk kan
het beste in een pan met warm water of in een flessenwarmer
verwarmd worden. Bronnen: 'Voeding
van zuigelingen en peuters', IGZ bulletin Inspectie voor de Gezondheidszorg en
Voedingscentrum, Den Haag, maart 1999. 'Goed eten voor baby en peuter', uitgave nr 105 Voedingscentrum, 1999 Klik hier voor informatie over tandenpoetsen.. Indien
besloten wordt op het kindercentrum tanden te poetsen, dan zijn de volgende
punten van belang: - Tanden poetsen kan een kind niet alleen. Help een kind met poetsen tot het negen jaar oud is. - In de mond bevinden zich vele bacteriën en soms virussen. Aandacht voor hygiënisch werken is noodzakelijk om besmetting met ziekmakende micro-organismen te voorkomen. - Ieder kind moet over een eigen tandenborstel beschikken. De tandenborstel moet vervangen worden wanneer de haartjes omkrullen. Poetsen met een versleten borstel heeft namelijk weinig zin en beschadigt bovendien het tandvlees. - De borstel, of de plek waar de borstel wordt opgeborgen, moet voorzien zijn van de naam van het kind (met watervaste viltstift, geen pleister). - Na het poetsen de borstel goed uitspoelen onder de stromende kraan, droog slaan en met de borstelkop omhoog wegzetten in een aparte beker, rekje of specifiek opbergsysteem. Zo kan de borstel goed drogen. De tandenborstels mogen elkaar niet raken. - De bekers dagelijks reinigen. - Een rekje moet glad zijn, niet van ruw hout e.d., en goed te reinigen. TOILETHYGIËNE PEUTERS Kinderen
moeten begeleid worden in het naar de wc gaan totdat zij alle handelingen
zelfstandig kunnen uitvoeren. Op
maat geplaatste toiletpotten met bril hebben de voorkeur omdat de kinderen
daar goed en aangenaam op kunnen zitten, waardoor de handelingen gerichter
uitgevoerd kunnen worden. - Leer de kinderen plaats te nemen zonder de handen op de pot te zetten. - Sluit de eventueel aanwezige deksel bij het doorspoelen om verneveling van water met bacteriën tegen te gaan. - Na toiletbezoek handen wassen bij een op maat geplaatste wastafel in de directe nabijheid. - Stromend water en vloeibare zeep gebruiken en goed (leren) afdrogen met papieren handdoeken. Uitgangspunten
- Verschonen moet strikt gescheiden zijn van voedselbereiding. -
Verschonen met gebeuren op een verschoontafel (niet
op grond/zandtafel etc.). -
In de directe nabijheid van de verschoongelegenheid moet een eigen
wasgelegenheid zijn. - Verschonen gebeurt op een aankleedkussen dat intact is. - Na het verschonen worden de handen gewassen met vloeibare zeep en bij voorkeur papieren handdoeken. Als er gebruik wordt gemaakt van katoenen handdoeken moeten deze minimaal na ieder dagdeel in de was. - Luiers na gebruik direct in een gesloten afvalemmer (bij voorkeur pedaal) of een luieremmer deponeren. De afvalemmer na ieder dagdeel legen.
Reinigen
van het verschoonkussen Er
zijn twee opties voor het schoonmaken van het verschoonkussen: 1. Er wordt gebruik gemaakt van een handdoek op het verschoonkussen. Deze gaat na ieder gebruik in de was. Het verschoonkussen moet na ieder dagdeel gereinigd worden. 2. Er wordt niets op het verschoonkussen gelegd. Het verschoonkussen wordt na iedere verschoning huishoudelijk gereinigd. Het
reinigen van het verschoonkussen kan op de volgende wijzen -
Er wordt een oplossing gemaakt (van een allesreiniger in water) in fles
of plantenspuit. Een reinigingsmiddel blijft lange tijd werkzaam. -
Dit breng je aan op een wegwerpdoekje (of een niet wegwerpdoekje dat na
ieder gebruik in de was gaat). - Er kan ook een oplossing (van allesreiniger in water) in een sopemmertje worden klaargemaakt. Je moet dan wel rekening houden dat dit sopje snel vies wordt als je er een gebruikt sopdoekje in laat staan. Daarom gebruik maken van disposable schoonmaakmateriaal en het sopje maximaal 2 uur laten staan. Zorg dat de sopemmer buiten bereik van kinderen blijft. -
Vervolgens het verschoonkussen naspoelen met heet water en nadrogen
met, bij voorkeur, een wegwerpdoek. Er kan gebruik worden gemaakt van een
katoenen handdoek (deze moet dan na ieder dagdeel in de was). NB: Het
verschoonkussen mag niet gereinigd worden met billendoekjes. Je brengt dan een
crème aan op het verschoonkussen die een broedplaats kan zijn voor
micro-organismen. Desinfecteren
van het verschoonkussen
Het
routinematig desinfecteren van een verschoonkussen is niet effectief (vuil
maakt het desinfectans onwerkzaam), overbodig (reiniging doet voldoende) en
milieubelastend. Alleen als er sprake is van bloedcontact of bloederige diarree moet desinfectie plaatsvinden. Desinfecteren na besmettelijke diarree is niet nodig. Voor desinfectie moet altijd gereinigd worden. Micro-organismen verspreiden zich op vele wijzen. Een van de verspreidingswegen is via de lucht. Stel
dat een kind of leidster bepaalde micro-organismen in de neus-keelholte bij
zich draagt. Deze micro-organismen kunnen zich verspreiden via
kleine, in de lucht zwevende vochtdruppeltjes afkomstig uit de
neus-keelholte van het zieke kind/leidster door bijvoorbeeld niezen of
hoesten. Verspreiding
kan ook veroorzaakt worden via afscheiding uit mond en neus. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan een kind dat een snottebel wegveegt, speelgoed vastpakt wat
direct daarna weer door een ander kind vastgepakt wordt. Als
hierbij ook nog sprake is van een slechte ventilatie, waardoor er weinig verse
zuurstof wordt aangevoerd blijven de micro-organismen “zweven”. Wat
nu te doen De
overdracht van micro-organismen via de lucht moet dus beperkt worden. - Leer de kinderen de volgende maatregelen aan: - Niet hoesten of niezen in de richting van een ander. Leer ze het hoofd weg te draaien of het hoofd te buigen. - Een hand voor de mond en neus houden en de handen direct hierna te wassen. - Op tijd snuiten, om de snottebelverspreiding te voorkomen. - Handen wassen na het hoesten/niezen. - Verder is het raadzaam de ruimten voldoende te ventileren. - Gebruik papieren zakdoekjes, gooi deze na gebruik weg in een afsluitbare afvalbak, bij voorkeur met de voet bedienbaar. Geef
als leidster het goede voorbeeld, goed voordoen doet goed volgen!
Er zijn twee mogelijkheden: 1.
grote zandbak, waarin de kinderen kunnen spelen 2.
tafelzandbak ad
1: - In een grote zandbak wordt door de kinderen gespeeld en gekropen. Het zand gaat in de kleren zitten en wordt zo door de hele ruimte verspreid zowel op de grond als op de tafels. - Indien kinderen nog niet zindelijk zijn, kan er urine en ontlasting in het zand komen waardoor het zand verontreiniging wordt. -
Niet eten en drinken in de zandbak ad
2: -
Een tafelzandbak, waar de kinderen zelf niet in kunnen, zal minder
(hygiënische) problemen veroorzaken. Indien
gekozen wordt voor een zandbak binnen moet men met onderstaande punten
rekening houden: - Plaats van de zandbak. Een zandbak in de hoek van de speelruimte of in een aparte ruimte zal ervoor zorgen dat het zand niet zoveel verspreid worden. - Het zand moet minimaal 4 maal per jaar vernieuwd worden. Indien er met water in de zandbak wordt gespeeld blijft het zand nat daarbij is de ruimte warm waardoor er gemakkelijk bacteriegroei kan optreden. Het zand moet dan vaker vernieuwd worden. - Zand kan heel droog zijn waardoor er stofvorming optreedt. In deze situatie moet het zand bevochtigd worden. - Houdt de omgeving van de zandbak/zandtafel goed schoon. HYGIËNE ZANDBAKKEN BUITEN Plaats
van de zandbak
De
zandbak moet op een rustige plaats liggen. Bij voorkeur half in de schaduw en
half in de zon. Plaats een zandbak nooit in een donkere hoek of op een vochtig
plaats. Het zand blijft dan vochtig waardoor de kinderen er niet in kunnen
spelen en er meer groei van micro-organismen is. Het
afschermen van de bovenkant van de zandbak De
zandbak moet afgeschermd kunnen worden met een net of gaas om honden en katten
te beletten het zand te bevuilen met uitwerpselen. De mazen van gaas of net
moeten klein genoeg zijn om vooral katten tegen te houden. Het net moet strak
gespannen zijn zodat het niet op het zand ligt. Naast
vervuiling door handen/kattenpoep heb je meer soorten vervuiling zoals - fysisch (glas, sigarettenpeuken) - bacteriologisch (bladeren etc.) - microbiologisch (schimmels) Zon,
regen en wind zorgen voor een natuurlijke reiniging van het zand. Bij voorkeur
de zandbak niet afdekken met een plank of deksel omdat het zand hierdoor erg
vochtig blijft en er schimmelvorming kan ontstaan. Als
de zandbak niet kan worden afgedekt (bijv. door vandalisme) 1. Dagelijks zandbak controleren op verontreiniging. 2. Aangetroffen verontreiniging verwijderen. Bij honden/kattenpoep zand ruim weg scheppen. 3. Overwegen zandbak te verwijderen. Welk
zand
- Zand moet goed vormbaar zijn bij een zekere mate van vochtigheid. - Zand mag niet geel afgeven aan handen of kleren. - Het gehalte organische stof (planten resten) moet laag zijn. - Meestal wordt duinzand of bergzand gebruikt als meest ideale zand om mee te spelen. - Rivierzand is te grof en daarom niet geschikt als speelzand. Verversen
zand
Het
zand moet minimaal éénmaal per jaar ververst worden bij voorkeur voor het
begin van het speelseizoen. Zand
kan ook gestoomd worden. Dit is echter erg duur. 1. Niet eten en drinken in de zandbak. 2. Kleding uitkloppen na het spelen in de zandbak. 3. Apart speelgoed voor de buitenzandbak. Speelgoed niet in de zandbak laten liggen maar na het spelen opbergen in berging buitenspeelgoed. Buitenspeelgoed 4 x per jaar schoonmaken. 4.
Na spelen in de zandbak handenwassen. © Zorgnetwerk Flevoland 2000
|