Kinderhandboek 0-4 jaar

 

ECHTSCHEIDING

Reacties op echtscheiding
Verschillende leeftijdsfasen
Omgaan met ouders

SLAAPPROBLEMEN


REACTIES OP ECHTSCHEIDING

Wat is het

Echtscheiding betekent dat twee mensen die voorheen een duurzame emotionele relatie hadden, deze verbreken. Het maakt in dit kader geen verschil of het gaat om gehuwden of samenwonenden. Ook is niet van belang of het gaat om man-vrouw relaties of man-man/vrouw-vrouw relaties. Onze aandacht gaat speciaal uit naar het effect van de (echt-)scheiding op kinderen van 0-4 jaar. Wanneer een kind geconfronteerd wordt met de scheiding van zijn ouders/verzorgers kan de reactie héél verschillend zijn.

Allereerst is van belang of de ouders/verzorgers ook na de scheiding nog een betekenisvolle band met het kind hebben. Als de scheiding 'soepel' verlopen is zal dat met minder angsten van het kind gepaard gaan, dan wanneer het tot slaande ruzie kwam.

Daarnaast maakt het uit of de meest belangrijke verzorg(st)er het kind verlaten heeft of niet.

Soms zijn er signalen, die een dreigende echtscheiding aankondigen:

  • ouders komen niet meer naar het kindercentrum
  • er is een opvallend minder contact met de ouders
  • plotselinge sterke gedragsveranderingen bij ouders en/of kind
  • het kind is meer ziek dan voorheen
  • financiële problemen steken plotseling de kop op.

Echtscheiding is echter altijd een zeer ingrijpende gebeurtenis in het leven van de betreffende mensen. Ieder mens zal op zijn/haar eigen manier op pijn en verdriet reageren. Dit geldt zeker ook voor kinderen. Dat maakt het ook zo moeilijk om algemene opmerkingen te maken over de reacties van jonge kinderen op de echtscheiding van hun ouders/verzorgers.

Om iets meer van die effecten te begrijpen is een korte beschrijving van de ontwikkelingsfase van het jonge kind noodzakelijk. Vandaar dat ook per leeftijdsfase eerst een algemene beschrijving wordt gegeven van de fase, voordat de specifieke reacties op een echtscheiding aan de orde komen. Bij iedere fase wordt vervolgens iets gezegd van wat je kunt doen voor het kind. Afsluitend komt de relatie tussen de leidster en de ouders/verzorgers aan de orde.

Wat kun je doen voor kinderen waarvan de ouders gaan scheiden

Voor alle leeftijdsgroepen geldt dat vasthouden aan de vaste dagplanning heel belangrijk is. Nu nog meer dan gewoonlijk. Kinderen zouden ook zo veel mogelijk door een vast iemand begeleid en verzorgd moeten worden. Verder kun je verwachten dat kinderen tijdelijk terugvallen in hun gedrag. Dat wil zeggen dat ze bijvoorbeeld weer in bed/broek plassen, ook al waren ze zindelijk. Of ineens weer brabbeltaal uitslaan. Gun ze hiervoor de tijd, maar maak het kind geleidelijk duidelijk wat je van hen verwacht. Help het kind om weer op z'n eigen niveau terug te komen.

Extra aandacht voor koestering, knuffelen, individuele aandacht bij het spel is in alle gevallen aan te bevelen. Door het kinderdagverblijf of peuterspeelzaal een zo warm en veilig mogelijke plek te laten zijn, bied je het kind de kans om zijn normale ontwikkeling vast te houden of weer op te pakken. Wees alert op merkbare veranderingen in het gedrag van het kind en bespreek dit met de ouders. Bedenk wel dat niet alle veranderingen hoeven te komen door de echtscheiding. Er kunnen ook andere oorzaken zijn. Duurt de terugval te lang, win dan deskundig advies in bij de leidinggevenden of het consultatiebureau. Voor de specifieke leeftijdsgroepen zijn nog wat extra aandachtspunten te noemen .


VERSCHILLENDE LEEFTIJDSFASEN

Per leeftijdsfase volgen hieronder extra punten van aandacht.

0-5 maanden : de autistisch-symbiotische fase

Het kind is puur op zichzelf gericht en maakt nog geen onderscheid tussen zichzelf en de buitenwereld. De moeder (of belangrijkste verzorger) wordt wel gezien. Maar het kind ervaart haar als een deel van zichzelf. Aanwezigheid van de moeder (voeding, warmte, gezicht, stem) betekent dat het kind zich prettig voelt.

Wat kun je doen

Koestering en warmte, maar ook regelmaat is hier zeer belangrijk. Belangrijkste reacties van het kind op de onrust bij de moeders/ouders zullen zijn :

  • veel huilen,
  • slecht drinken,
  • voedingsstoornissen.

Het geruststellen van de moeder is hier erg belangrijk. Want zeker wanneer zij borstvoeding geeft, is haar gesteldheid van invloed op het kind.

5-10 maanden : de differentiatiefase

Het kind begint onderscheid te maken tussen zichzelf en zijn moeder (verzorger). Het experimenteert met onderzoeken van haar gezicht, wegglijden uit de arm en wegkruipen. Ook ziet het kind steeds meer het verschil tussen vertrouwde gezichten (vader, moeder, vaste verzorger) en vreemden. De bekende eenkennigheid is vaak het meest zichtbare gevolg. In deze fase krijgen andere vaste verzorgers naast de moeder een meer belangrijke rol. Het steeds weer experimenteren met weggaan en kunnen terugkeren bij de vertrouwde verzorger legt de basis voor een gevoel van veiligheid.

Wat kun je doen

Ook in deze fase is het van belang dat het kind, als het naar een kindercentrum gaat te maken krijgt met een vaste leidster. Het ondersteunen van de ouders helpt hen om een veilige plek te blijven geven aan het kind. Immers vanuit die basis kan het kind gaan experimenteren. Het kan van belang zijn om het kind wat extra tijd te geven om die veiligheid te ervaren. Wanneer het kind zich door de scheiding extra onveilig voelt, zal de eenkennigheid ook heftiger zijn. Het kan zijn dat het kind de leidster ook niet accepteert. De periode dat de kinderen aan het kindercentrum moeten wennen zou in dat geval dan ook uitgebreid moeten worden.

10 -18 maanden : de oefeningsfase

Het kind oefent steeds meer in zelf de wereld te ontdekken, ook los van de moeder. Het kind gebruikt hiervoor vaak een knuffel e.d. als hulpmiddel om de angst voor de scheiding te verzachten.

Wat kun je doen

Kinderen in deze fase kunnen een terugval hebben naar sterke eenkennigheid. Wanneer het kind al langer in naar een kindercentrum gaat, is het belangrijk om het kind bij dezelfde leidster te laten. Dan heb je meestal voldoende basis om het kind verder te helpen. Geef ruimte aan de terugval. Het kind zal sterk op zowel de ouders als op de leidster terugvallen. Wanneer het kind geen knuffel heeft, kun de leidster de ouders vragen hiervoor te zorgen. Langzaamaan kun je het kind helpen om zich meer op z'n knuffel dan op jou alleen te richten. Door met het kind samen te spelen oefent het in vaardigheden met jou als veilige plek dichtbij. Gaandeweg kun je experimenteren door het kind alleen te laten spelen.

18- 22 maanden : de toenaderingsfase

Het kind begint te begrijpen dat het echt los van de moeder bestaat en dat er ook concurrenten zijn (b.v. andere kinderen). Je ziet dan ook dat het kind zich weer vast gaat klampen aan de ouders en ook aan de leidster. Veel ouders maken zich ongerust en raken beklemd door het gevoel dat hun kind weer zo afhankelijk wordt. Deze periode van afhankelijkheid duurt echter niet lang. Doordat de spraak zich ontwikkelt krijgt het kind weer nieuwe hulpmiddelen om zijn omgeving te verkennen en te controleren. Het geheugen ontwikkelt zich nu. Hierdoor kan het kind, de goede ervaring met de vertrouwde ouder en de leidster, langer vasthouden. Voor de verdere ontwikkeling tot zelfstandigheid van het kind is het erg belangrijk dat het kind ook 'goede' ervaringen opdoet. Dat wil zeggen de ouder/verzorger moet er zijn als het pijn/verdriet heeft. Het kind moet niet afgewezen worden.

Wat kun je doen

In geval van echtscheiding van de ouders kan deze fase langer duren dan voorheen beschreven staat. Zeker wanneer de spraakontwikkeling even terug valt. Dan komt het beeld boven van een trieste peuter van 2 die stil in een hoekje op zijn duim zit te zuigen, niets zegt en je alleen maar aankijkt. Wanneer een scheiding speelt in het gezin kan dit gedrag je een extra machteloos gevoel geven. Ook hier geldt weer dat het nu eenmaal extra tijd kost.

Je kunt het kind helpen door wat extra aandacht te besteden aan de spraakontwikkeling en de grove motoriek. Hierdoor krijgt het kind extra middelen om zich verder te ontwikkelen naar zelfstandigheid. Overschat hierbij het kind niet. De bekende kinderliedjes met bewegingen kunnen ook een goed hulpmiddel zijn om contact te maken en te houden met het kind. Veel herhalen is belangrijk. De eerder genoemde 'goede' ervaringen zijn nu extra belangrijk. Probeer het kind zo snel en goed mogelijk te troosten bij pijn/verdriet. Misschien kun je in dit geval iets eerder dan normaal de ouders bellen als het kind niet te troosten is. Probeer voorzichtig te zijn met straffen. Belonen van 'goed' gedrag werkt vaak beter en geeft het kind meer veiligheid.

2- 3 jaar : bevestiging van de individuatie

Het kind begint zich steeds meer aan te sluiten bij andere mensen dan de moeder. Het wordt een individu. Motorisch is het kind ook steeds beter in staat om zich vrij te bewegen en letterlijk afstand te nemen. Het kind leert NEE zeggen. Het krijgt steeds meer controle over zijn omgeving. Duidelijk zichtbaar is de ontwikkeling tot individu wanneer het kind ik kan zeggen. Ook het spel van het kind verandert. Het zet niet zomaar wat blokken op elkaar. Nee, het bouwt een huis. Het kind kan het spel nu gebruiken om iets na te spelen, iets te vertellen, z'n fantasie te uiten.

Wat kun je doen

In deze fase is de leidster van het kindercentrum erg belangrijk voor het kind. Een van de belangrijkste middelen die je kunt gebruiken om het kind te helpen is het spel. Volg het spel van het kind zoveel mogelijk. Het kan zijn dat het kind via z'n (fantasie) spel jou wil vertellen wat hem dwars zit. Wees daar alert op en bespreek het zonodig met de ouders. Ook kleien met z'n tweetjes kan tot verrassende verhalen leiden.

3- 4 jaar :

De eerder ingezette lijn naar zelfstandigheid zet zich door. Het kind kijkt niet alleen naar anderen. Het begint ook andere kinderen na te doen. Ook leert het kind te spelen met andere kinderen. Het kind kan nu gedurende een langere periode gescheiden zijn van z'n ouders en leidster zonder frustraties.

Wat kun je doen

Wanneer de kinderen thuis door de scheiding in de knel raken, kunnen ze zich nu gaan afreageren op de andere groepsgenoten. Het straffen van het kind werkt vaak averechts.

Het kind zal zich nog meer geïsoleerd voelen. Toch wil je de andere kinderen beschermen tegen ongeremde agressie. Je kunt dan b.v. met de groep mee gaan spelen. Hiermee geef je een voorbeeld van hoe je ook kunt spelen met anderen. Soms helpt het om het kind een andere individuele activiteit aan te bieden. Zeker als je merkt dat het een spel/activiteit met de groep (nog) niet aan kan. Wellicht heeft het kind met een ander kind uit de groep een speciale band. Misschien kan het opnieuw oefenen in samenspelen met dat kind.


OMGAAN MET DE OUDERS

Het belangrijkste is dat je alert blijft op veranderingen bij het kind. Bedenk daarbij dat lang niet alle veranderingen direct met de scheiding te maken hebben. Een goed contact met beide ouders is van belang. Roer niet om de hete brij heen. Probeer ook met hen de scheiding te bespreken, als je merkt dat het kind vreemd reageert. Verder niet, want dan kun je teveel betrokken raken in de strijd. Je kunt hierin ook een belangrijke steun zijn voor de ouders. Zij moeten ook enorm wennen aan de nieuwe manier waarop ze nu ouder zijn. Probeer informatie over het kind aan beide ouders door te geven. Vermijd discussies over de andere ouder. Het zal lang niet altijd mogelijk zijn om de scheiding met hen te bespreken. Zeker als deze met veel ruzie gepaard is gegaan.

Wanneer kindermishandeling een van de oorzaken van de scheiding is, is het aan te bevelen in het belang van het kind om alleen contacten te onderhouden met de verzorgende ouder/voogd. Wanneer je hierover problemen verwacht kun je ook juridisch advies inwinnen. Uit een recente zaak is gebleken dat je onder bepaalde omstandigheden informatie aan de ouder/niet voogd mag weigeren. Enkele voorbeeldzinnen om een gesprek te starten zijn : "in de groep merk ik dingen aan x waar ik graag eens met u/jou over wil praten", "mij valt op dat .......", "ik maak me zorgen over uw/jouw kind", ......." ik vraag me af of er thuis iets aan de hand is ......".

Aanvullende informatie

Al deze tips, richtlijnen, adviezen zijn zeer algemeen. Iedere situatie is anders, en vereist een specifieke aanpak. Op specifieke vragen geeft deze tekst geen antwoord. Maar misschien kom je zelf op grond van deze algemene richtlijnen tot een goede oplossing. Kom je er niet uit, schroom dan niet om advies in te winnen. De wijkverpleging en de consultatiebureau's hebben goede deskundigen in huis om jou en de ouders advies te geven. Maak er gebruik van.

Literatuur

Voor peuters en kleuters :

B. Muiser en M. de Vries : "Waar woont jouw papa",
NVAGG, Utrecht, 1980

M. Gydal e.a. : "Hoe was het toen Petra's ouders gingen scheiden",
Kosmos, Amsterdam

M. Gydal e.a. : "Hoe was het toen Petra's vader niet meer thuis woonde",
Kosmos, Amsterdam

J. Sinbergen-Stensen : "Scheiden is een grote-mensen-probleem, maar ik zit er mee",
Heuff, Nieuwkoop

J. Sinbergen-Stensen : "Ik krijg een stiefvader en dat is best moeilijk",
Heuff, Nieuwkoop

Voor volwassenen :

R. Lichtenbelt : "Scheidende ouders en hun kinderen",
Donker, Rotterdam, 1984

R. Lichtenbelt : "Kind van gescheiden ouders",
Donker, Rotterdam, 1981

E. Lockhorn : "En wat gebeurt er dan met mij",
Anthos, Baarn, 1981

M.Th. Josephus Jitta-Geertsema : "Kind en echtscheiding",
'Literatuurrapport 19, Min. v. WVC, Rijswijk, 1983.


SLAAPPROBLEMEN

Wat is het

Slapen is een belangrijk onderdeel van het leven. Als volwassene heb je de ervaring dat slapen verfrist en dat na het slapen een probleem beter kan worden opgelost. Slapen heeft zowel een lichamelijk, als een geestelijk effect. Je rust uit en je kunt een probleem beter oplossen. Kinderen hebben slaap nodig om te groeien, om energie op te doen en om actief bezig te zijn.

Slaapproblemen komen veel voor, namelijk bij 25% van de kinderen. Dit zijn vaak geen problemen van de kinderen zelf, althans niet op deze jonge leeftijd. Ouders hebben problemen met het slaapgedrag van hun kind.

Slapen en wakker zijn horen bij elkaar. Slapen wordt meestal gezien als een tijdelijke onderbreking van het wakker zijn. De afwisseling tussen slapen en waken is een biologisch ritme, het zogenaamde slaapwaakritme. Onder normale omstandigheden zijn we overdag actief en slapen we 's nachts. Dit geldt ook voor kinderen als ze eenmaal een slaapwaakritme hebben opgebouwd.

Welke problemen kunnen zich voordoen

Er is bij kinderen sprake van een slaapstoornis als het slapen wordt onderbroken. Dit kan een stoornis van het inslapen, of het doorslapen zijn of een verschuiving van het ritme. Kinderen hebben hier in het begin geen echte problemen mee. Als een slaapstoornis lang blijft bestaan, kan het kind oververmoeid raken en daardoor kunnen echte slaaptekorten ontstaan. Echte slaaptekorten komen op deze jonge leeftijd niet zoveel voor. Oververmoeid raken kan wel heel gemakkelijk ontstaan. Hierop reageren de ouders met extra aandacht en zo blijft de cirkel van vermoeidheid bestaan. Ouders kunnen problemen met het slapen van hun kind krijgen. Dit zijn dan eerder gedragsproblemen dan feitelijk slaapproblemen (zie ook gedragsproblemen.)

Hoe slapen kinderen

Ieder mens heeft een eigen slaap-waakritme. De lichaamsfuncties zijn hier volledig op ingesteld. De ene mens heeft b.v. 's morgens ontlasting en de andere 's avonds; iemand is een avondmens, zijn partner is een ochtendmens. Het slaapwaakritme verandert bij kinderen met de leeftijd. Hoe kinderen reageren op even wakker worden verschilt. Alle kinderen worden midden in de nacht een keertje wakker, maar ze maken niet allemaal hun ouders wakker. Meestal vallen ze vanzelf weer in slaap, door hun duim of hun knuffel te pakken.

Het slaapwaakritme per leeftijdscategorie :

De pasgeborene
Baby's hebben als ze geboren worden nog geen 24-uurs ritme. Dit ontwikkelt zich pas de eerste weken en maanden.

Het ritme is afhankelijk van de voedingsbehoefte en heeft te maken met licht en donker. Op de leeftijd van zes weken heeft een baby zich het eerste biologische ritme eigen gemaakt. Het is een ritme van 25 uur. Langzamerhand gaat dit ritme over in een slaap-waakritme van 24 uur. Dit is het geval rond de leeftijd van 3 tot 4 maanden. Dan kunnen baby's de hele nacht aaneengesloten slapen en hebben ze een regelmatig ritme overdag. Pasgeboren baby's slapen ongeveer 17 uur per dag. Ze slapen ongeveer 3 tot 4 uur achter elkaar. Dan krijgen ze voeding, wordt er met ze gespeeld, geknuffeld en gaan ze na een uurtje weer naar bed. Rond de leeftijd van 4 maanden slaapt een baby gemiddeld 15 uur. Jongens slapen iets korter dan meisjes.

De éénjarige
Een dreumes rond de één jaar slaapt ongeveer 12 uur per nacht. Tevens heeft hij dan een ochtend en een middagslaapje van 1 à 2 uur.

De twee tot vijfjarige
Een peuter slaapt 's nachts gemiddeld het klokje rond. Tegen het tweede jaar is het ochtendslaapje verdwenen. Rond het derde jaar slapen kinderen op een uitzondering na 's middags niet meer.

Waarom slapen kinderen niet

Er zijn een aantal redenen waarom kinderen niet slapen. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen factoren die bij het kind horen en factoren die uit de omgeving komen. Als kinderen slaapproblemen hebben, hebben ze meestal overdag ook problemen.

Kindgebonden factoren

  • voedingsproblemen
    Baby's moeten in de eerste vier maanden van hun leven een slaapwaakritme opbouwen. Alles gaat op redelijk vaste tijden en dat geeft veiligheid voor de baby. Voeding speelt een belangrijke rol bij de regelmaat die het kind gaat opbouwen. Spugen en darmkrampjes geven zoveel onrust in het lichaam, dat het lastiger wordt om een regelmatig ritme te krijgen. De oorzaak hiervan vinden is erg belangrijk. Een van de oorzaken kan voedselallergie zijn. Baby's met voedselallergie slapen, voordat dit goed onderkend is, onregelmatig. Het inslapen en wakker worden kan heel gemakkelijk problematisch worden voor de ouders na een bepaalde periode.
  • eenkennigheidsperiode
    Baby's hechten zich aan de volwassenen omdat ze van hen afhankelijk zijn en dit hen geborgenheid geeft. Deze hechting gaat over in een eenkennigheidsperiode rond de negen maanden. Het kind is zich dan bewust dat moeder, vader of de oppas ook weg kan gaan. Het leren vertrouwen te hebben dat de verzorger ook weer terugkomt, kan nogal eens voor problemen zorgen.
  • het temperament
    Het temperament is van ieder kind verschillend. Moeilijke kinderen hebben meer problemen om in te slapen en in slaap te blijven. Door hun bewegingen in hun slaap schrikken ze wakker en vallen vaak niet vanzelf weer in slaap. Deze kinderen huilen vaak veel en moeten leren zichzelf te troosten en weer rust te vinden. Dit zal lang niet altijd lukken (voor meer informatie hierover zie ook driftbuien).
  • angsten
    Angsten zijn op verschillende leeftijden van invloed op het slapen. De scheidingsangst speelt een rol vanaf 8 à 9 maanden. Later begint de fantasie te leven. Werkelijkheid en realiteit kan een peuter niet uit elkaar houden. B.v. krokodillen onder het bed zijn er echt en moeten verjaagd worden. Ook is er de angst voor het verlies van de liefde van de verzorgers. Deze angst kan vanaf de peuterleeftijd slaapproblemen veroorzaken (zie ook 15.9).

Factoren uit de omgeving

  • ziekte en nare ervaringen
    Ziektes, zoals steeds terugkerende oorontstekingen en verkoudheden, hebben een slechte invloed op het ritme, dat een kind opbouwt. Als kinderen ziek zijn krijgen ze meestal extra aandacht van de ouders en/of verzorgers. Als de periode van ziekte achter de rug is blijft soms het patroon van extra aandacht geven bestaan. Als kinderen nare ervaringen achter de rug hebben, is het heel goed mogelijk dat deze ervaringen eerst verwerkt moeten worden voordat de slaapproblemen opgelost kunnen worden.
  • gebrek aan gewoontevorming
    Gebrek aan gewoontevorming door ouders kan een slaapprobleem in stand houden. Bedrituelen horen erbij om het kind veiligheid en vertrouwen te geven. Alles op dezelfde tijd, manier en volgorde geeft het kind de mogelijkheid om afscheid te nemen en zijn ogen dicht te doen.
  • fles meegeven
    Kinderen een fles drinken mee naar bed geven is overbodig en wordt juist een niet-wenselijke gewoonte voor het kind. Het kind drinkt, gaat plassen, wordt wakker en wil weer drinken, gaat plassen en is drijfnat en ga zo maar door.
  • onregelmatig werk
    Als de vader (of moeder) onregelmatig werk heeft blijken er in de praktijk vaak slaapproblemen te ontstaan. De werktijden beïnvloeden het ritme van het gezin.
  • kindermishandeling
    Als gevolg van kindermishandeling kunnen slaapproblemen bij kinderen ontstaan. Het omgekeerde komt ook voor. Kindermishandeling kan een gevolg zijn van langdurige slaapproblematiek. Ouders zijn ten einde raad, hebben zelf al langere tijd niet meer goed geslapen en kunnen de situatie niet meer aan.

Signalen van kinderen en/of ouders die slecht slapen

Meestal is het eerste signaal van de ouders afkomstig. Zij zien er zelf doodmoe uit en klagen over het gedrag van hun kind. Soms ziet het kind er moe uit en bleek en heeft kringen onder de ogen. Vaak is er niet zoveel aan baby's en peuters te zien, omdat ze hun slaap overdag inhalen. Als ze weinig eetlust hebben en slecht gaan groeien is aandacht voor het slaapgedrag op z'n plaats.

Wat kun je eraan doen

Bij slaapproblemen is het van belang om te observeren en te signaleren welke factoren van invloed kunnen zijn op de slaapproblemen van het kind. Dit is zeker van belang als er mogelijk kindermishandeling in het spel is. Je kunt de ouders op een aantal zaken wijzen, als het slapen ter sprake komt. Ook kun je zelf of de ouders advies (laten) vragen bij derden.

Enkele concrete adviezen zijn :

  • Regelmaat is van essentiëel belang. Breng regelmaat aan in het spel en eten en drinken overdag.
  • De relatie tussen ouder en kind moet groeien. Een kind is geen kleine volwassene, maar kan al heel veel contact met je hebben. Oogcontact, gevoel en spelen zijn hier voorbeelden van.
  • Bedrituelen geven veiligheid. Hou je telkens aan dezelfde volgorde van tanden poetsen, verhaaltje vertellen enz. voordat de kinderen gaan slapen.
  • Let erop dat gedrag overdag en 's nachts op dezelfde manier beantwoord kan worden.
  • Bij drukke, actieve kinderen is veiligheid en geborgenheid een goede oplossing.
  • De mogelijkheid bestaat om het consultatiebureau te raadplegen of de wijkverpleegkundige die met een aantal huisbezoeken de ouders op het juiste opvoedingsspoor kan zetten.
  • Twijfel je, neem dan zelf contact op met de wijkverpleegkundige en overleg met haar je observaties en signalen van het kind.
  • Realiseer je dat alle kinderen af en toe, gebonden aan hun leeftijd, slecht slapen, maar dat dit weer snel over kan gaan.
  • Neem kinderangsten serieus.
  • Twijfel je nog steeds en zijn er meerdere problemen in de ontwikkeling, neem dan contact op met de wijkverpleegkundige of het VTO-team.