|
23.1
Inleiding
23.2 Benauwdheid
23.3 Bewusteloosheid
23.4 Botbreuk
23.5 Braken
23.6 Elektriciteitsongevallen
23.7 Gebitsbeschadiging
23.8 Gesloten verwondingen
23.9 Hik
23.10
Neusbloeding
23.11
Onderkoeling
23.12 Oogletsel
23.13 Oorletsel
23.14 Spierkramp
23.15 Splinter
23.16 Verbranding
23.17 Verdrinking
23.18
Vergiftiging
23.19 Verslikking
23.20 Wonden
23.21 Zonnesteek/warmtestuwing
23.1. INLEIDING
Ongelukken in de school
doen zich meestal onverwacht voor, zowel voor degene die het overkomt
als voor de omstanders. Het is dan ook volkomen onvoorspelbaar hoe de
algemene reactie zal zijn.
Basisregels voor een school zijn dus nodig.
Een medewerker met een geldig EHBO-diploma of Hulpverleners certificaat
per 50 gebruikers van het gebouw is een vereiste na het invoeren van de
Arbo-wet. Zij kunnen beoordelen of en hoe er opgetreden moet worden.
Het slachtoffer moet altijd eerst bekeken worden en mag nooit alleen gelaten
worden.
Bij het behandelen moeten we onderscheid maken tussen echte eerste hulp
en handelingen die een wat definitiever karakter hebben. Bij lelijke uitwendige
wonden bijvoorbeeld, beslist u dat het oordeel van een arts nodig is.
In dat geval zorgt u dat alleen een dekverband wordt aangelegd.
Het bovenstaande gaat over het handelend optreden. Dikwijls zullen er
dingen voorvallen waartegen niets of niet veel te doen is. Handelen mag
dan vaak niet mogelijk zijn, kijken en observeren kan wel.
Vooral als u later naar een arts gaat, kan gedetailleerde informatie van
het eerste uur erg zinvol zijn. Lichamelijke verschijnselen die onbekend
of vreemd overkomen duiden dikwijls op een ongeval of een ziekte.
Het is van belang het slachtoffer, bijvoorbeeld na een valpartij die ogenschijnlijk
goed afliep, goed te observeren. Het slachtoffer kan alsnog een reactie
op de val krijgen.
Snelheid van handelen is alleen van belang in geval van levensgevaar.
Voor al het overige heeft u meestal genoeg tijd tot uw beschikking. Of
iemands vitale functies bedreigd worden, is heel snel en systematisch
te bepalen aan de hand van het ABC.
De drie letters staan
voor:
A Ademhaling.
B Bewustzijn, hetgeen altijd het eerst bekeken
dient te worden!
C Circulatie Bloedsomloop
Ademhaling
Meestal is het volkomen vanzelfsprekend dat iemand ademt, hieraan behoeft
u geen speciale aandacht te schenken. Twijfelt u, leg dan uw hand met
de vingers gespreid in de richting van het hoofd, op de overgang tussen
buik en borst om de adembeweging te voelen.
Ademt het slachtoffer niet meer? Laat onmiddellijk hulp halen! Maak dan
de ademweg vrij en pas mond-op-mond of mond-op-neus-ademhaling toe!
Hierbij telt iedere seconde: u dient hiermee te beginnen binnen twee minuten
om zodoende onherstelbare hersenbeschadiging te voorkomen. Iemand die
wel ademt maar toch te weinig zuurstof binnenkrijgt, krijgt na verloop
van tijd een blauwachtige kleur. Vooral aan lippen en tong is dit goed
te zien.
Bewustzijn
Een van de belangrijkste taken van de hersenen is het handhaven van het
bewustzijn. Bewusteloosheid is dan ook altijd een ernstige stoornis. Oorzaken
van bewusteloosheid kunnen zijn:
- een ongeval met
hersenletsel of bloedverlies;
- zuurstofgebrek;
- een doorbloedingsstoornis;
- ziekten, zoals
epilepsie, suikerziekte, enz.;
- vergiftiging.
Bewustzijn en bewusteloosheid
zijn geen vaststaande toestanden. Zij lopen heel geleidelijk in elkaar
over. Zo kan iemand na een vermoeiende dag wat wegsuffen. Om die reden
valt het dan niet meteen op als er tegen hem gepraat wordt. Bij het horen
van de laatste woorden schiet hij ineens overeind: hij had even een verlaagd
bewustzijn.
"Erger" wordt het als hij in slaap valt. Hij is dan min of meer
bewusteloos en kan alleen door krachtig toespreken of desnoods door elkaar
schudden uit zijn slaap gewekt worden.
Iemand is bewusteloos, als hij niet meer te wekken is, ook niet met behulp
van pijnprikkels zoals het flink knijpen in een oorlel.
Komt er op pijnprikkels geen enkele reactie, zoals terugtrek- of afwerende
bewegingen, dan is het slachtoffer diep bewusteloos.
In een dergelijke situatie dient u te voorkomen dat ademhaling of bloedcirculatie
worden verstoord. Leg het slachtoffer daarom in de stabiele zijligging
en waarschuw een arts.
Voor een arts is het van belang te weten, hoe het verloop van het bewustzijnsniveau
was. Zo kan het bijvoorbeeld gebeuren, dat een bewusteloze eerst nog bijna
wakker wordt van pijnprikkels en vijf minuten later totaal niet meer reageert.
Circulatie
Om de bloedsomloop in stand te houden moet aan twee voorwaarden voldaan
worden:
Het hart moet voldoende kloppen.
Er moet voldoende circulerend bloed zijn.
De werking van het hart kunt u controleren door het voelen van de pols.
Dit kan gebeuren aan de pols zelf of in de halsstreek. U kunt dit bij
uzelf oefenen. Druk de vingers niet te hard in de hals. (Niet wrijven
of masseren). Is er geen polsslag te voelen en klopt het hart niet hoorbaar
(hetgeen bij een ander te horen is met oor op de borstkas), dan kan alleen
de onmiddellijke aanwezigheid van iemand die hartmassage en mond-op-mondbeademing
beheerst, nog redding brengen. Door forse in- of uitwendige bloedingen
kan er te weinig bloed in het bloedvatenstelsel aanwezig zijn. Deze ernstige
situatie heet shock en hoort zo snel mogelijk in het ziekenhuis bestreden
te worden. Bij shockpatiënten breekt het koude zweet uit, ze voelen
koud en klam aan, hebben een asgrauwe kleur, zijn erg onrustig, voelen
zich ziek en klagen over dorst (geef ze niet te drinken omdat u niet kunt
weten welke schade er inwendig is).
De aanblik van shockpatiënten en flauwgevallen mensen vertoont overeenkomsten.
De aanleiding tot deze toestand -de beantwoording van de vraag "Wat
is er gebeurd?"- maakt ondercheid meestal mogelijk. Bovendien knappen
degenen die flauwgevallen zijn bijna altijd snel op. Slachtoffers in een
shocktoestand daarentegen hebben die spontane neiging niet. Levensgevaarlijke
ongevallen zullen zich in de school zelden voordoen. Toch is het rustgevend,
wanneer in een plotselinge paniektoestand, in uw hoofd "A-B-C"
klinkt en u enkele ogenblikken later al weet of de ontstane paniek en
onzekerheid gerechtvaardigd zijn of niet.
Reanimeren
Voor een doeltreffende reanimatie bij een circulatiestilstand, is het
belangrijk dat men de juiste diagnose leert stellen en een perfecte reanimatietechniek
onder knie krijgt. Deze techniek kan men leren door een cursus reanimatie
te volgen.
Men leert in deze cursus de juiste plaats, de juiste druk en de juiste
frequentie van de hartmassage te bepalen. Naast de hartmassage is een
goede mond-op-mondbeademing net zo belangrijk. Een perfecte coördinatie
van deze twee handelingen wordt ook tijdens deze cursus geleerd.
Wel is het zo, dat in deze cursussen de nadruk ligt op het reanimeren
van volwassenen. Bij deze bevolkingsgroep komt een plotselinge circulatiestilstand
namelijk veel meer voor.
De oorzaak is meestal een zuurstoftekort in een gedeelte van de hartspier.
Dit komt door een afsluiting van één van de bloedvaten die
de hartspier van zuurstof moet voorzien. De oorzaak kan ook liggen in
een ziekte van de hartspier zelf. Bij jonge slachtoffers is in de meeste
gevallen een ongeval de oorzaak. De gestoorde ademhaling is dan meestal
primair de aanleiding van de circulatiestilstand.
Het is van belang te weten dat de professionele hulpverlening met al zijn
geavanceerde apparatuur niet veel meer kan doen, als niet de mensen op
straat, in een bedrijf, op school of thuis gestart zijn met de basic life
support (reanimatie). Ontbreekt het aan dergelijke hulp, dan komt professionele
hulpverlening bijna altijd te laat.
23.1.1. De belangrijkste
punten van de EHBO
Bij het verlenen van
eerste hulp dient u altijd aan de volgende punten te denken:
- Let op gevaar.
Dit, zowel voor uzelf als voor het slachtoffer. Zorg ervoor dat er niet
méér ongelukken gebeuren. Trek bij bloederige karweitjes
wegwerphandschoenen aan om uzelf tegen infecties te beschermen (denk
aan AIDS en Hepatitis B)
- Ga na wat er is
gebeurd en wat het slachtoffer mankeert. Vraag aan het slachtoffer of
aan de omstanders wat er is gebeurd. Vraag het slachtoffer waar het
pijn heeft of probeer erachter te komen door middel van aanwijzen. Vraag
het slachtoffer het getroffen lichaamsdeel te bewegen.
- Stel het slachtoffer
gerust.
Blijf zelf rustig, ook als de verwonding ernstig lijkt. Probeer het
slachtoffer te kalmeren, dan kunt u ook gemakkelijker behandelen.
- Zorg voor deskundige
hulp.
Laat iemand zo snel mogelijk een arts of ambulance bellen. Laat doorgeven
wat er is gebeurd, hoeveel slachtoffers er zijn, wat ze mankeren en
waar de hulpverleners naar toe moeten komen.
- Help het slachtoffer
op de plaats waar het ligt of zit. Til een gevallen slachtoffer nooit
op maar laat het zelf aangeven wanneer het op wil staan. Verplaats het
slachtoffer alleen als dit met het oog op zijn veiligheid noodzakelijk
is (bijvoorbeeld bij brand).
- Let op andere
slachtoffers.
- Maak een vaste
afspraak met een huisarts in de buurt. Wanneer er een ongeluk(je) is
gebeurd is het goed een huisarts in de buurt te kunnen benaderen zonder
eerst uitgebreid te moeten uitleggen waarom u niet de eigen huisarts
belt.
Opmerkingen
Vermijd bloedcontact zoveel mogelijk door:
- wondjes aan eigen
handen zo veel mogelijk af te plakken met waterafstotende pleister;
- eventueel wegwerphandschoenen
aan te trekken voor u gaat verbinden;
- gemorst bloed
meteen op te ruimen en de plek te desinfecteren
b.v. met verdunde alcohol van 70%;
- de eigen handen
daarna goed te wassen met water en zeep.
23.1.2. EHBO-trommel
Het belangrijkste
bij het aanleggen van een verband is van tevoren te bedenken wat u met
een verband wilt bereiken:
- moet de wond afgedekt
worden;
- moet er druk uitgeoefend
worden op een bepaalde plaats;
- moet een lichaamsdeel
worden gefixeerd?
U kunt hiervoor met
een bepaald soort verband werken. In de praktijk zal blijken, dat het
handig is om de windingen van een verband op een bepaalde manier aan te
leggen. Doch niet de schoonheid van een wikkelpatroon is belangrijk, maar
de doelmatigheid.
Belangrijk is altijd naar het lichaam toe te zwachtelen, dus bijvoorbeeld
bij een verstuikte pols begint u op de hand, vervolgens zwachtelt u richting
pols en onderarm.
Overal waar met kinderen gewerkt wordt, dient een goede verbanddoos aanwezig
te zijn en eveneens een aantal personen met een geldig EHBO diploma volgens
de regels van de Arbo-wet. Verbanddozen zijn er in alle soorten en maten.
Slechts een klein aantal voldoet aan de eisen die zijn vastgesteld door
het Oranje Kruis. Een goede keuze is de grote ANWB-verbandtrommel maar
u kunt ook zelf de inhoud samenstellen.
Wat hoort er in een
goede verbandtrommel aanwezig te zijn?
- 2 rollen vette
of synthetische watten (2 m lang, 10 cm breed)
- 2 pakjes witte
watten à 10 gram
- 4 snelverbanden
nr. 1
- 2 snelverbanden
nr. 2
- 3 hydrofiele zwachtels
(4 m lang, 6 cm breed)
- 2 cambric zwachtels
(4 m lang, 6 cm breed)
- 1 doosje steriele
gaasjes (1/16 meter)
- 1 rol kleefpleister
(5 m lang, 2,5 cm breed)
- 1 doosje wondpleisters
- 1 verbandschaar
- 3 driekante doeken
- 6 veiligheidsspelden
met kinderveilige sluiting
- 1 splinterpincet
- 1 flesje Betadinejodium
(let op houdbaarheidsdatum)
- 1 digitale thermometer
- wegwerp handschoenen.
Wat kunt u als
docent doen?
- Zorg dat u weet
waar de materialen uit de verbanddoos voor dienen.
- Zorg ervoor dat
iedereen weet waar de verbanddoos staat.
- Stel een verantwoordelijke
aan voor de aanvulling van de verbanddoos na gebruik.
- Leg in de trommel
een kaart waarop de gebruikte artikelen staan vermeld.
Wat kan de school
doen?
- Laat iedere vaste
medewerker een EHBO-cursus volgen (maar in elk geval minimaal het aantal
dat volgens de Arbo-wet verplicht is).
- Schaf een EHBO-trommel
aan die aan de eisen voldoet en zorg steeds dat deze op tijd is aangevuld.
- Hang een gifwijzer
op een duidelijk zichtbare plaats.
- Neem ook bij uitstapjes
altijd een goed gevulde EHBO-trommel mee.
- Als het gymnastieklokaal
in een apart gebouw is, zorg dan dat er ook daar een goedgevulde verbandtrommel
aanwezig is.
23.2. BENAUWDHEID
Wat is het?
Het slachtoffer heeft een tekort aan lucht. Het slachtoffer kan:
- naar adem happen;
- een snelle of
onregelmatige ademhaling hebben;
- een piepende in-
of uitademing hebben;
- bleek of blauw
zien;
- graag rechtop
willen zitten;
- angstig zijn.
Hoe komt het?
- een vreemd voorwerp
in de luchtpijp;
- een insectensteek
in de mond;
- verbranding;
- ziekte, bijvoorbeeld
longontsteking, astma, ernstige allergische reacties;
- bijna-verdrinking;
- verwonding;
- vergiftiging.
Wat kunt u als
docent doen?
Zorg voor een vrije ademweg:
- als het een vreemd
voorwerp betreft, leg het slachtoffer dan voorover op schoot, tafel
of stoel en stoot 4 x stevig en beheerst tussen de schouderbladen;
- laat een huisarts
bellen of ga zo snel mogelijk naar de huisarts als dat kan, of naar
de EHBO van het ziekenhuis;
- kijk of de mond
leeg is;
- maak knellende
kleren los;
- zorg voor frisse
lucht;
- stel het slachtoffer
gerust;
- geef niets te
eten of te drinken;
- laat het slachtoffer
die houding aannemen, die het zelf het prettigst vindt;
- als het slachtoffer
bewusteloos raakt en nog ademt, leg het dan op de zij, met het hoofd
achterover, neus en mond zijn in dat geval naar de grond gericht;
- als het slachtoffer
niet meer ademt, beadem het dan.
23.3. BEWUSTELOOSHEID
Wat is het?
Stoornissen in het bewustzijn berusten altijd op een gestoorde hersenwerking,
hetgeen verschillende oorzaken kan hebben. Ieder slachtoffer dat een samenhangend
antwoord geeft als u hem aanspreekt, is bij bewustzijn. Alle anderen hebben
een stoornis van het bewustzijn.
De diepte van het bewustzijnsverlies kan variëren:
- verminderd bewustzijn:
het slachtoffer is verward, suf of agressief;
- bewusteloosheid:
het slachtoffer reageert niet meer op aanspreken; echter nog wel op
pijn (het maakt geluiden en/of bewegingen);
- diep bewusteloos
zijn:
het slachtoffer reageert niet op aanspreken en niet meer op pijn; de
hersenwerking is ernstig gestoord.
Hoe krijg je het?
De voornaamste oorzaken van bewusteloosheid zijn: zuurstofgebrek, schedel/hersenletsel,
ziekten b.v. suikerziekte, elektrische stroom, vergiftigingen, hyperventilatie
en epilepsie.
Wat kunt u als
docent doen?
De grootste gevaren, die bewusteloze- en diep bewusteloze slachtoffers
lopen is het stoppen van de ademhaling en verstikking. Met name als het
slachtoffer op de rug ligt, kan de tong naar achteren zakken die de luchtpijp
afsluit. Daarom bestaat de eerste hulp altijd uit de zorg voor een vrije
ademweg.
- Spreek het slachtoffer
aan; krijgt u geen reactie, knijp het dan hard in oorlel, handrug of
schouder.
- Zorg voor deskundige
hulp.
- Als het slachtoffer
op de buik ligt, draai het dan voorzichtig op de rug (anders kunt u
de ademhaling niet voelen en zonodig beademen).
- Vervolgens draait
u het hoofd opzij, maakt u de mond open en voelt of kijkt of deze leeg
is.
- Nu controleert
u de ademhaling door de vlakke hand met gespreide vingers op de overgang
van borst naar buik te leggen in de richting van het hoofd (als het
slachtoffer niet ademt, nu beademen).
- Maak knellende
kleren los.
- U draait het slachtoffer
op de zij, waarbij het hoofd achterover wordt gestrekt met de mond en
neus naar de grond gericht, zodat eventueel braaksel kan weglopen.
- Als u ernstige
letsels vermoedt, legt u het slachtoffer niet op de zij, maar maakt
u alleen de ademweg vrij. Tenzij de ademhaling moeilijk gaat dan legt
u het slachtoffer toch in zijligging.
- Als het slachtoffer
al op de zij ligt, laat u het zo liggen en volstaat u met het vrijmaken
van de ademweg en het controleren van de ademhaling.
- Let op waar het
slachtoffer ligt. Bescherm het slachtoffer tegen de felle zon of tegen
erge kou.
- Mocht de ademhaling
ondanks alle maatregelen onvoldoende blijven, bel met spoed de ambulance.
Zie ook bij de paragrafen
over flauwvallen en shock.
23.3.1. Flauwvallen
Wat is het?
Flauwte is een kortdurend bewustzijnsverlies door een plotseling verminderde
bloeddoorstroming naar de hersenen. Het slachtoffer:
- wordt stiller
en bleek;
- zweet, geeuwt
en slikt;
- wordt misselijk,
duizelig en valt.
Hoe krijg je het?
Flauwvallen wordt veroorzaakt door pijn, angst, schrik, honger, moeheid,
benauwde omgeving en langdurig staan.
Wat kunt u als
docent doen?
- Als u ziet dat
het slachtoffer gaat flauwvallen, laat het dan gaan zitten met het hoofd
tussen de knieën. Gaat het niet snel beter laat het dan op zijn
zij gaan liggen.
- Als het slachtoffer
al flauwgevallen is, leg het dan alsnog op zijn zij.
- Kijk of het slachtoffer
iets in de mond heeft en verwijder dat.
- Maak knellende
kleding los en zorg voor frisse lucht.
- Praat tegen het
slachtoffer of knijp stevig in de oorlel om te zien of het slachtoffer
al reageert.
- Als het slachtoffer
bijkomt, laat het dan nog 10 minuten liggen, anders valt het weer flauw.
- Bescherm het slachtoffer
tegen afkoeling.
- Let erop of het
slachtoffer zich daarna weer normaal herstelt.
- Waarschuw een
arts als het slachtoffer na een paar minuten niet bijkomt of weer wegzakt,
want er kan iets ernstigs aan de hand zijn, zoals bijvoorbeeld een shock.
- Als het slachtoffer
zelf een bekertje kan vasthouden mag het water drinken.
23.3.2. Hersenschudding
Wat is het?
Een slachtoffer heeft zeker een hersenschudding als het na een val of
klap op het hoofd bewusteloos raakt. Het bewustzijnsverlies kan variëren
van enkele seconden tot 10 minuten. Er is dan sprake van een lichte hersenschudding.
Als het bewustzijnsverlies langer duurt, dan is het letsel ernstiger,
er kan dan sprake zijn van een zware hersenschudding. De verschijnselen
zijn:
- het slachtoffer
weet niet wat er gebeurd is;
- het slachtoffer
heeft hoofdpijn;
- het slachtoffer
is duizelig;
- het slachtoffer
wordt misselijk en gaat braken.
Hoe krijg je het?
Door een klap of val op het hoofd of stuit.
Wat kunt u als
docent doen?
- Denk aan het paniek-ABC.
- Als het slachtoffer
bewusteloos is, leg het dan op zijn zij.
- Maak knellende
kleding los.
- Kijk of het iets
in de mond heeft.
- Waarschuw een
arts (ook als het slachtoffer kort bewusteloos is geweest).
Buiten:
- laat bewusteloze
slachtoffers liggen in zijligging tenzij u er ernstige letsels vermoedt;
- houd ademweg vrij;
- zorg ervoor dat
het slachtoffer niet teveel afkoelt.
Opmerkingen
Als het een lichte hersenschudding betreft, zijn er geen complicaties.
Het is een fabeltje dat je er hoofdpijn aan overhoudt als je te vroeg
bent opgestaan (probeer een slachtoffer dat zich goed voelt maar eens
in bed te houden).
Informatie voor de opvoeder:
Als de arts een lichte hersenschudding heeft geconstateerd, krijg je vaak
het advies om het slachtoffer om de 1 à 2 uur wakker te maken om
te zien of het reageert. Als het slachtoffer niet meer reageert (ook niet
als u hem flink in de oorlel knijpt) dan kan er sprake zijn van een bloeding
in de hersenen. Snelle ziekenhuisopname is dan noodzakelijk
.
Aanvullende informatie
Zie ook bij de informatie over bewusteloosheid.
23.3.3. Shock
Wat is het?
Een shocktoestand ontstaat bij een tekort aan voldoende rondstromend bloed.
Er zijn twee oorzaken:
- Een tekort aan
bloed.
- Het hart pomp
niet goed.
De verschijnselen
van een shock en een flauwte lijken veel op elkaar. Als iemand met een
flauwte eenmaal ligt, knapt hij na een paar minuten weer op; iemand met
een shock niet. Als er niet snel deskundige hulp aanwezig is gaat hij
dood. Shock is levensbedreigend, omdat alle lichaamscellen te weinig bloed
krijgen en afsterven. Deze situatie doet zich voor als er te weinig bloed
in de bloedvaten is of als de bloedstroom stilstaat.
Het slachtoffer:
- ziet bleek;
- is misselijk;
- kan niet opstaan;
- zweet;
- heeft dorst;
- heeft een snelle
hartslag en ademhaling;
- is eerst onrustig,
wordt vervolgens suf en gaat dan snel dood.
Hoe krijg je het?
- Door ernstig bloedverlies
(uitwendig of inwendig).
- Door ernstig vochtverlies
(braken, diarree of verbranding).
- Door een slechte
werking van het hart (een aangeboren hartafwijking, een elektrische
schok of een hartinfarct).
Wat moet u als
docent doen?
- Laat een arts
bellen.
- Stel het slachtoffer
gerust.
- Leg het slachtoffer
plat neer met het hoofd opzij (anders kan het stikken in zijn eigen
tong).
- Als het slachtoffer
op zijn zij ligt, laat het zo liggen.
- Als het slachtoffer
op zijn buik ligt, draait u het voorzichtig om (anders kunt u geen ademhaling
en hartslag controleren).
- Kijk of het iets
in de mond heeft.
- Maak knellende
kleren los.
- Stelp de bloeding
bij uitwendig bloedverlies.
- Controleer de
ademhaling (leg de hand op de overgang borstbuik)
- Controleer de
hartslag (leg de vingers naast de luchtpijp).
- Dek het slachtoffer
toe (maak het niet extra warm en wrijf niet).
- Blijf bij het
slachtoffer; is dit niet mogelijk, leg het slachtoffer dan in ieder
geval op zijn zij voor u een arts gaat bellen.
NIET DOEN:
- Het slachtoffer
te drinken geven: de kans op braken en verstikking bestaat.
- Het slachtoffer
een kussen geven: het bloed moet naar de hersenen kunnen stromen, bovendien
komt anders de ademhaling in gevaar.
Opmerkingen
- Shock door bloedverlies
kan binnen een aantal minuten optreden of zelfs na een paar uur, afhankelijk
van de ernst van de bloeding. Vooral inwendige bloedingen kunnen heel
verraderlijk zijn omdat aan de buitenkant niets te zien is. U merkt
pas iets als het slachtoffer in shock raakt. Houd een slachtoffer dat
een klap of stoot tegen buik, romp of hoofd heeft gehad of bekneld is
geweest dus goed in de gaten.
- Een schrikreactie
is geen shock. Het slachtoffer kan lopen, wat bij shock niet mogelijk
is. Ook als hij flauw mocht vallen, dan komt hij na enige minuten bij
en hij knapt weer op. Dat is bij shock nooit het geval.
- Een shock door
vochtverlies treedt pas na enige uren op.
Aanvullende informatie:
Zie voor shock ook de onderwerpen bewusteloosheid
en flauwvallen.
23.4. BOTBREUK
Wat is het?
Er zijn 2 soorten botbreuken: de gesloten- en de open botbreuk.
Gesloten: het bot is gebroken, maar de huid is heel.
Open: het bot is gebroken en de huid is kapot.
De kenmerken van een
botbreuk zijn:
- pijn;
- zwelling;
- het slachtoffer
gebruikt het gebroken lichaamsdeel niet (soms is bewegen wel mogelijk,
maar pijnlijk);
- soms abnormale
stand of beweeglijkheid;
- soms steekt het
bot door de huid heen;
- soms hoor je kraken.
Hoe krijg je het?
Door het uitoefenen van een te grote kracht op het bot (bijvoorbeeld door
vallen).
Wat kunt u als
docent doen?
- Stel het slachtoffer
gerust.
- Zorg ervoor dat
het gebroken lichaamsdeel niet wordt bewogen.
- Steun het gebroken
lichaamsdeel:
o gebroken hand, pols of onderarm: mitella aanbrengen;
o gebroken elleboog, bovenarm of sleutelbeen: brede das aanbrengen;
o gebroken been: opgerolde deken, kleren of tassen naast het hele been
leggen. Altijd door een ambulance laten vervoeren.
- Dek een open botbreuk
steriel af met een snelverband waarvan de zwachtels afgeknipt zijn.
Plak het snelverband af met kleefpleister (laat kleding zitten, plak
er desnoods overheen).
- Bel bij open botbreuk
112 en bij gesloten botbreuk de huisarts of 112.
- Geef het slachtoffer
niets te eten of te drinken.
BIJ TWIJFEL ALTIJD
AANNEMEN DAT ER SPRAKE IS VAN EEN BREUK!
23.5. BRAKEN (SPUGEN)
Wat is het?
Braken is een reactie van het lichaam om de maaginhoud naar buiten te
werken. Braken kan optreden door:
- een stoornis in
de hersenen (hersenschudding);
- voedselvergiftiging;
- infecties aan
de maag of darmen;
- allerlei ziekten.
Vaak heeft men een
misselijk gevoel voor en tijdens het braken. Na het braken voelt men zich
meestal opgelucht. Het kan voor een slachtoffer een angstige gebeurtenis
zijn.
Wat kunt u als
docent doen?
- Blijf bij het
slachtoffer en probeer het gerust te stellen.
- Als het slachtoffer
vaker moet braken laat het dan ophalen door de verzorgers.
- Braken is meestal
ongevaarlijk. Het kan echter gebeuren dat een slachtoffer dat vaak achter
elkaar moet braken uitdroogt.
- Behalve wanneer
een slachtoffer hard is gevallen, hoeft u voor een brakend slachtoffer
meestal geen arts te waarschuwen.
23.6. ELEKTRICITEITSONGEVALLEN
Wat is het?
Als iemand onder elektrische stroom komt te staan, kan dat zeer ernstige
gevolgen hebben. Dat is afhankelijk van de sterkte van de stroom en de
tijdsduur dat de stroom door het lichaam is gevoerd.
Mogelijke gevolgen van een elektrische schok zijn:
- spierkramp, het
slachtoffer kan daardoor de stroombron niet meer loslaten;
- stoornissen van
het hartritme, waardoor een stilstand van de bloedsomloop kan ontstaan;
- beschadiging van
de hersenen, met als gevolg bewusteloosheid en ademstilstand;
- brandwonden op
de plaatsen waar de stroom het lichaam in en uit is gegaan.
Hoe krijg je het?
- Door het aanraken
van losse elektrische draden of ondeugdelijke apparaten en stopcontacten.
- Door met een metalen
voorwerp in een niet beveiligd stopcontact te steken.
Wat kunt u als
docent doen?
- Zorg voor een
beveiligde elektrische installatie: aardlek.
- Verbreek de stroomtoevoer
door de schakelaar, bij voorkeur de hoofdschakelaar, uit te draaien
of door de stekker uit het stopcontact te trekken.
- Als dat niet lukt
of niet kan, probeer dan het slachtoffer van de stroomgeleider te halen.
Dit kan het beste met een pvc-buis gebeuren, zet deze op een vaste plaats.
Dit moet voorzichtig gebeuren; men heeft er immers niets aan als u óók
onder stroom komt te staan. Hebt u geen pvc-buis, zorg er dan voor dat
u geïsoleerd bent van de aarde. Dat bent u wanneer u op een droog,
niet metalen voorwerp staat (als een droge plank, een deken, een jas
of een rubbermat). Omwikkel de hand waarmee u het slachtoffer gaat vastpakken
met een dikke laag droog textiel of een ander niet-geleidend materiaal
(zoals papier, rubber, een leren of wollen handschoen). Verwijder dan
met een droge stok de onder stroom staande draad of het apparaat van
het slachtoffer.
- Controleer op
brandwondjes (deze kunnen zeer ernstig zijn).
- Stel het slachtoffer
gerust.
- Raadpleeg een
arts.
23.7. GEBITSBESCHADIGING
Hoe krijg je het?
Beschadigingen kunnen bijvoorbeeld optreden als het slachtoffer valt en
op de voortanden terecht komt. Het slachtoffer kan ook getroffen worden
door een slag of stoot.
Wat kunt u als
docent doen?
Als een slachtoffer op zijn gezicht is gevallen, bloedt het meestal flink.
BELANGRIJK!
Til het slachtoffer niet meteen op maar laat het liggen en spreek het
rustig toe; laat het slachtoffer altijd zelf opstaan. Zoals bij alle verwondingen
aan het gezicht ziet het er vaak erger uit dan het in werkelijkheid is.
Wat kan de school
doen?
Werk samen met de tandartsen in de buurt. Vul zijn of haar naam en adres
ook in op de telefoonlijst.
Tand
door de lip
Afgebroken tand
Losgeslagen tand
Tand uit de kaak
Verplaatste tand
Overige klachten van het gebit
Kaakbreuk
Beugel in wang of tong
23.7.1. Tand door
de lip
Hoe krijg je het?
Vooral bij vallen of stoten kan de tand door de lip gaan. Kleine wondjes
die tot het lippenrood beperkt blijven, genezen meestal zonder problemen.
Wat kunt u als
docent doen?
- Vang het slachtoffer
op en kalmeer het.
- Druk de wondranden
tegen elkaar om het bloeden te stoppen.
- Raadpleeg de tandarts.
- Is de wond zo
groot, dat hij na loslaten weer gaat gapen en bloeden, dan is hechten
door een arts noodzakelijk.
- Waarschuw in dat
geval de opvoeders en adviseer om direct naar een arts of EHBO-post
te gaan.
- Om zwelling van
de lip tegen te gaan, kunt u zorgen dat iets koels (geen ijs direct
op de huid!) tegen de gekwetste plek wordt gehouden.
23.7.2. Afgebroken
tand
Wat kunt u als
docent doen?
- Vang het slachtoffer
op en kalmeer het.
- Controleer de
beschadiging en let op een eventuele bloeding vanuit het openliggende
deel van de tand.
- Probeer het afgebroken
stukje tand te vinden. Indien het zich in de lip, wang of mondbodem
bevindt, moet men dit namelijk laten verwijderen door een arts.
- Raadpleeg de tandarts.
- Neem het afgebroken
stukje mee naar de tandarts, soms kan het er weer aangezet worden.
- Wanneer er geen
bloeding vanuit de tand komt kan de tandarts later geraadpleegd worden.
23.7.3. Losgeslagen
tand
Wat kunt u als
docent doen?
- Vang het slachtoffer
op en kalmeer het.
- Eventueel kunt
u het wondgebied schoondeppen met een steriel gaasje. Beweeg de losse
tand NIET.
- Raadpleeg snel
de tandarts.
23.7.4. Tand uit de
kaak
Wat kunt u als
docent doen?
- Vang het slachtoffer
op en kalmeer het.
- Waarschuw de opvoeders
meteen.
- Raadpleeg de tandarts
meteen.
- Laat de tand zoeken.
Pak de tand vast bij de kroon, nooit bij de wortel. Afspoelen met melk
of als er geen melk is met water.
- Plaats de tand,
zo mogelijk, terug.
- Als terugplaatsen
niet kan:
o laat de tand onder de tong van het slachtoffer bewaren. Lukt dit niet
dan in een zakje/potje koude melk of fysiologisch zout meenemen;
o de tand nooit droog bewaren.
- Zorg dat u binnen
een half uur bij de tandarts bent, de tandarts kan de tand dan terugplaatsen
in de kaak.
- Om de zwelling
van de lip tegen te gaan kan iets kouds tegen de gekwetste plek gehouden
worden. Leg echter geen ijs direct op de huid!
Door de uitgeslagen tand mee te nemen naar de tandarts kan er gekeken
worden of de tand compleet is. Er kan een stukje in de lip terechtgekomen
zijn.
23.7.5. Verplaatste
tand
Wat is het?
Door een ongeval kan een tand van stand veranderen en geheel of gedeeltelijk
in de kaak verdwijnen.
Verplaatste tanden kunnen beschadiging van het omringende bot en tandvlees
veroorzaken.
Wat kunt u als
docent doen?
- Vang het slachtoffer
op en kalmeer het.
- Raak tanden die
geheel of gedeeltelijk in de kaak zijn verdwenen niet aan.
- Waarschuw de opvoeders
- Raadpleeg altijd
de tandarts meteen.
23.7.6. Overige klachten
van het gebit
Wat is het?
Hierbij gaat het om: onvolledige breuken, wortelbreuken en geringe tandverplaatsingen.
Men moet bedacht zijn op onzichtbare gebitsbeschadigingen als na een val
de volgende klachten optreden:
- pijnklachten:
spontane pijn bij warmte en/of koude, pijn bij zoet en/of zuur, pijn
bij kauwen;
- het anders aanvoelen
van de tanden bij het dichtbijten;
- bloedend tandvlees.
Wat kunt u als
docent doen?
Waarschuw de opvoeders.
Raadpleeg in deze gevallen de tandarts!
23.7.7. Kaakbreuk
Wat is het?
Indien het hoofd getroffen is met grote kracht, zoals een val op de kin,
een klap op het jukbeen of een schuine slag op de onderkaak, dient men
altijd bedacht te zijn op kaakbreuken.
De kenmerken van een kaakbreuk zijn:
- gezichtsverandering,
zwelling of bloeduitstorting in het gezicht;
- veranderende kaakbeweging;
- de tanden en kiezen
passen niet meer op elkaar.
Wat kunt u als
docent doen?
Raadpleeg direct de (dichtstbijzijnde) tandarts, huisarts of EHBO-post.
23.7.8. Beugel in
wang of tong
Wat kunt u als
docent doen?
- Stel het slachtoffer
gerust.
- Kijk goed waar
de beugel vast zit.
- Duw zo mogelijk
het haakje voorzichtig terug of buig het of leg een watje tussen de
losse draad en de wang.
- Waarschuw de opvoeders.
- Raadpleeg de tandarts.
23.8. GESLOTEN VERWONDINGEN
Blaren
Builen en blauwe plekken
Kneuzing
Ontwrichting of luxatie
Verrekking
Verstuiking
23.8.1 Blaren
Wat zijn het?
Blaren zijn vochtophopingen onder de huid.
Hoe krijg je het?
Ze kunnen ontstaan door: wrijving, druk of verbranding.
Wat kunt u als
docent doen?
- Maak een brandblaar
nooit open.
- Behandel de blaar
als een open wond.
- Een blaar aan
de voet ontstaan door lopen mag doorgeprikt worden met een steriele
naald (10 minuten koken). Hiertoe moet de blaar eerst gedept worden
met een desinfectans (b.v. bethadine jodium), dan doorgeprikt met de
steriele naald en vervolgens afgedekt met een steriel gaasje of pleister.
- Deze handelwijze
is geschikt als er nog verder gelopen moet worden. Is dit niet het geval
dan kan men de blaar beter dicht laten.
23.8.2. Builen en
blauwe plekken
Wat is het?
Het betreft hier een onderhuidse (blauw gekleurde) zwelling.
Hoe krijg je het?
Je krijgt het door vallen of stoten.
Wat kunt u als
docent doen?
- Meestal is rust
voldoende.
- Houd er een koud
nat washandje op (of ijs in een doek gepakt) gedurende ongeveer 10 minuten.
- Gaat het slachtoffer
braken of wordt het suf, waarschuw dan de huisarts.
- Let op bij veel
blauwe plekken of blauwe plekken op plaatsen waar je je over het algemeen
niet snel stoot. DENK AAN KINDERMISHANDELING.
- Bij verdenking op kindermishandeling, overleg met de jeugdarts of
-verpleegkundige van de GGD.
23.8.3. Kneuzing
Wat is het?
Een kneuzing is een onderhuidse bloeding die ontstaat door verscheuring
van weefsel of spieren, een voorbeeld is een blauwe plek. Kenmerken van
een kneuzing zijn:
- eerst pijn;
- later zwelling
en blauwe verkleuring.
Hoe krijg je het?
Door vallen, stoten of knellen.
Wat kunt u als
docent doen?
Het gekneusde lichaamsdeel is pijnlijk, maar beweging is wel mogelijk.
Als u twijfelt tussen een botbreuk of een kneuzing, behandel het dan alsof
het een breuk is.
De eerste hulp bij een kneuzing beperkt zich tot:
- koelen met koud
water om de zwelling tegen te gaan met een koud washandje of met ijsblokjes
die in een doek of washandje zijn gewikkeld, (pas wel op voor bevriezing)
gedurende tenminste 10 minuten;
- het getroffen
lichaamsdeel hoog leggen en rust geven;
- alleen een geoefend
EHBO-er mag een drukverband aanleggen.
23.8.4. Ontwrichting
of luxatie
Wat is het?
Bij een ontwrichting is de gewrichtskop uit de gewrichtskom geschoten.
De kop en de kom blijven dan naast elkaar staan. Het gewrichtskapsel en
de banden zijn gescheurd. Soms is ook het bot gebroken. Het komt vaak
voor bij het schouder- en ellebooggewricht en bij de vingers. De kenmerken
zijn:
- pijn;
- bewegen is onmogelijk;
- abnormale stand
van het gewricht (vergelijk die met de gezonde kant).
Hoe krijg je het?
Door vallen of trekken.
Wat kunt u als
docent doen?
- Doe er niets aan.
- Beweeg het gewricht
niet.
- Behandel het als
een botbreuk.
- Als er sprake
is van een schouder- of elleboogontwrichting: laat de arm dan zelf steunen
met de andere arm of leg een brede das aan.
- Waarschuw de opvoeders.
- Ga naar de huisarts.
|