Handboek 12-19

Inhoudsopgave

Sociale Kaart
  Hoofdstuk 12 Kindermishandeling
 

12.1 Achtergrondinformatie
12.2 Het vaststellen van mishandeling
12.3 Vijf specifieke vormen van mishandeling
12.4 Gevolgen voor de jongere

12.1 ACHTERGRONDINFORMATIE

Wat is het?
Kindermishandeling is elke vorm van lichamelijke of geestelijke geweldpleging die jongeren overkomt, niet door ongeval maar door toedoen of nalaten van opvoeders (Bureau Vertrouwensarts)
De term kindermishandeling is uiteraard niet van toepassing op elke ongewenste handeling jegens jongeren. Opvoeden is mensenwerk en daarin worden fouten gemaakt. Dat is geen ramp, want een gezonde opvoedingssituatie kan wel een stootje verdragen. Kindermishandeling is leed, dat jongeren aangedaan wordt. Niet toevallig of incidenteel, maar voortdurend, stelselmatig en opzettelijk door mensen van wie de jongere afhankelijk is. Het ontwrichtende effect van kindermishandeling heeft niet alleen te maken met wat hem/haar overkomt, maar vooral door wie en waar hem dit wordt aangedaan en door de duur van de mishandeling. Het ontneemt de basis voor de ontwikkeling van een identiteitsgevoel, zekerheid en zelfvertrouwen.

Er zijn verschillende vormen van kindermishandeling te onderscheiden, waarbij het accent respectievelijk ligt op :

  • lichamelijk geweld en verwaarlozing
  • geestelijk geweld en verwaarlozing
  • seksuele mishandeling.

Vaak lopen de verschillende vormen door elkaar. Een jongere die lichamelijk mishandeld wordt, ondervindt daar ook psychische schade van. Een jongere die seksueel misbruikt wordt, ondervindt daar vaak ook lichamelijke en/of psychische schade van.

Binnen deze vormen van mishandeling is er nog verschil tussen:

  • voortgezette mishandeling d.w.z. begonnen op kinderleeftijd en voortzettend in de adolescentie;
  • veranderde mishandeling d.w.z. beginnend als lichamelijke mishandeling op kinderleeftijd en tijdens adolescentie veranderend in geestelijke mishandeling;
  • mishandeling die in de adolescentie begint.

Risicogroepen voor mishandeling
Iedere jongere loopt het risico mishandeld te worden, in elk type gezin, in elke sociale klasse. De reacties van en de gevolgen voor de jongere worden sterk bepaald door de individuele reactiewijze van kind en gezin.

Hoe komen opvoeders tot mishandeling?

Voortgezette of veranderende mishandeling:

  • het kind voldoet niet aan hun verwachtingen
  • onvermogen om een kind op te voeden
  • problemen van de opvoeders zelf (relationeel, psychisch of financieel) al dan niet gekoppeld aan verslaving of werkeloosheid
  • opvoeders die zelf mishandeld zijn, zich hierdoor minderwaardig en afgewezen voelen en hun gevoelens op het kind afreageren.

Beginnende mishandeling:

Sommige opvoeders verdragen het soms heel moeilijk dat hun kinderen zich op activiteiten en relaties buitenshuis gaan richten. Vooral alleenstaande opvoeders verdragen dat soms zeer slecht.
Sommige opvoeders voelen zich zelf bedreigd wanneer de jongere gaat experimenteren op seksueel gebied. Vooral moeders die zelf als tiener zwanger werden, lopen soms het risico hun dochters te mishandelen, te vernederen en te verwerpen wanneer deze jongeren door hun gedrag de oude schuldgevoelens bij de opvoeder weer oproepen.
Dominante en controlerende opvoeders voelen zich door het gedrag van hun kind sterk uitgedaagd. Zij verdragen het slecht dat hun kind onafhankelijk van hen wordt hetgeen tot een machtsstrijd met mishandeling kan leiden.
Het aanwezig zijn van een of meer van bovenstaande kenmerken of denkbeelden zal niet altijd tot kindermishandeling leiden. De druk kan door omstandigheden echter te groot worden. Willen de opvoeders dit niet inzien of niet toegeven uit angst voor slechte opvoeders te worden aangezien, dan kan deze spanning een ongewenste uitweg zoeken, waardoor ze hun kind kunnen gaan mishandelen.


12.2 HET VASTSTELLEN VAN MISHANDELING

Kindermishandeling komt veel voor en tegenwoordig wordt vrijwel iedereen er mee geconfronteerd door de media, beroepsmatig of in de directe omgeving. Steeds meer mensen raken er van overtuigd, dat kindermishandeling ook voorkomt in hun woonplaats, familie, vrienden- en kennissenkring. Men denkt niet meer, dat kindermishandeling uitsluitend ergens anders gebeurt. Ook op school zijn er jongeren die mishandeld worden.

Het herkennen van kindermishandeling is een moeilijke aangelegenheid gebleven.
Om de signalen te herkennen die jongeren uitzenden als ze mishandeld worden, moet men deze kunnen, willen en durven zien. Een vermoeden van kindermishandeling wordt niet altijd onder ogen gezien of geuit, ook door professionele hulpverleners niet. Verschillende factoren belemmeren het signaleren.

Enkele bekende belemmeringen zijn:

  • onzekerheid over het willen en kunnen hanteren van eigen boosheid en verontwaardiging;
  • bang zijn om de privacy van het gezin te schenden;
  • angst voor de reacties van de opvoeders;
  • angst voor represailles naar de jongere;
  • twijfel of het wel mishandeling is; stel, dat het niet waar blijkt te zijn;
  • het niet als taak zien;
  • niet weten wat overhoop gehaald wordt;
  • zich niet kunnen voorstellen, dat deze opvoeder(s) hun kind mishandelen;
  • eerst zeker willen weten (en dat weet je nooit), dat er sprake is van mishandeling. En wat moet er dan verder mee?
  • niet weten waar de opvoeders of de jongere naar toe te verwijzen;
  • niet weten hoe de jongere te beschermen.

Het herkennen van kindermishandeling hangt af van tal van indirecte aanwijzingen, zowel de fysieke als de geestelijke toestand betreffende. Ook hangt het af van details als gedrag van de ouders, problemen van ouders met hun kind en het hulp zoeken daarbij. Er zijn tal van details die echter wel in de richting van kindermishandeling kunnen wijzen.

Veel voorkomende signalen bij jongeren zijn:

  • Vroeg op school zijn en laat naar huis gaan.
  • Van huis weg lopen.
  • Gedragsveranderingen.
  • Terugval schoolprestaties.
  • Concentratieproblemen.
  • Eetproblemen (te mager, te dik), slecht slapen.
  • Stelen, spijbelen, provoceren, pesten.
  • Extreem zenuwachtig, gespannen of angstig.
  • Erg veel aandacht vragend.
  • Overbeweeglijk, agressief of destructief.
  • Allemansvriend of juist teruggetrokken.
  • Wantrouwen tegenover volwassenen.
  • Depressieve gevoelens.
  • Trieste blik en weinig lachen.
  • Sfeer van eenzaamheid rond het kind.
  • Faalangstig.
  • Negatief zelfbeeld (het niet geloven iets zelf te kunnen)
  • Negatief lichaamsbeeld (schaamte voor en boosheid op het eigen lichaam).
  • Zelfverwonding (zichzelf krabben, bijten, haren uittrekken).
  • Poging tot zelfdoding.
  • Extreme belangstelling voor seksualiteit.
  • Veelvuldige verwondingen, blauwe plekken of "ongelukjes".

Kenmerken van het gezin.
Veel voorkomende kenmerken van het gezin zijn:

  • opnieuw samengesteld gezin, bijvoorbeeld na tweede huwelijk;
  • sociaal geïsoleerd gezin;
  • het gezin verhuist vaak en wisselt regelmatig van huisarts;
  • weinig liefde en warmte tussen gezinsleden onderling;
  • gezinsleden worden regelmatig in het ziekenhuis opgenomen.

Signalen vanuit de opvoeders:

  • een slechte relatie tussen ouders, bijv. een autoritaire vader en volgzame moeder;
  • het niet verschijnen op een uitnodiging (voor onderzoek) of juist beide ouders die komen;
  • opvoeder toont weinig begrip voor de jongere;
  • opvoeder klaagt veel over de jongere, ontwijkt vragen of geeft er geen antwoord op;
  • onwaarschijnlijke verklaringen over lichamelijk letsel of afwijkend gedrag;
  • opvoeder ontloopt contact met de schoolleiding;
  • op afstandelijk toon over de jongere praten;
  • de jongere wordt veel alleen gelaten;
  • het pertinent ontkennen van problemen, terwijl er duidelijke aanwijzingen zijn, dat er wel degelijk problemen zijn;
  • een negatieve ouderkind relatie;
  • het overdreven veel verbieden van de jongere in aanwezigheid van andere volwassenen;
  • wisselvallig gedrag van de ouders naar de jongere toe.

De specifieke signalen van jongeren zullen bij de verschillende soorten kindermishandeling besproken worden.
Bij het opmerken van signalen is het belangrijk een aantal kanttekeningen in gedachten te houden. Bepaalde signalen kunnen bij verschillende vormen van mishandeling passen. Ieder afzonderlijk hoeven de signalen niets te betekenen. Het is juist de combinatie van verschillende signalen die vraagt alert te zijn. Hetzelfde geldt voor het regelmatig terugkeren van signalen. Ieder kind reageert anders op traumatische gebeurtenissen. Signalen bij het ene kind kunnen iets heel anders betekenen dan bij het andere kind. Ook kunnen tegenstrijdige signalen elkaar afwisselen bij hetzelfde kind.

Wees ook bij jongens attent op seksueel
misbruik. Seksueel misbruik gebeurt niet alleen door de vader. In ongeveer 20% van de gevallen is de dader een vaderfiguur. In ongeveer de helft van de gevallen is het een dader van buiten het gezin. In een groot aantal gevallen is het dus mogelijk het gezin bij de hulpverlening te betrekken.

12.3 VIJF SPECIFIEKE VORMEN VAN MISHANDELING

Wat is het?
We onderscheiden vijf vormen van mishandeling, te weten:

Hoewel lichamelijke mishandeling van jongeren nog vaak voorkomt zijn sommige hulpverleners met de herkenning en behandeling ervan minder vertrouwd. Wanneer de jongere zelf niet met iemand praat over mishandeling is het zelfs moeilijk tot een vermoeden te komen. Het normale gedrag dat samenhangt met de losmakingsperiode kan versluierend werken.

12.3.1 Lichamelijke mishandeling

Wat is het?
Wanneer een kind regelmatig lichamelijk letsel wordt toegebracht, is er sprake van lichamelijke mishandeling. Het "per ongeluk" uitdelen van een klap is geen mishandeling. Als het slaan echter een vast onderdeel van de opvoeding is, spreek je van mishandeling. Voorbeelden zijn : slaan, schoppen, peuken uitdrukken, keel dicht knijpen, de trap afgooien, vast binden, te veel onnodige medicijnen toedienen, uitwerpselen of braaksel laten eten, door de hond laten bijten.
Specifieke signalen van de jongere:
Specifieke signalen naast de reeds genoemde algemene signalen:

  • regelmatig letsel op vreemde plekken;
  • letsel na weekend, vakantie of periode van afwezigheid;
  • blauwe plekken (vaak op vreemde plaatsen, zoals rug en billen);
  • onverklaarbare kneuzingen, striemen of schaafwonden
  • vaak botbreuken;
  • brandwonden met een speciale vorm;
  • veel littekens;
  • vaak afwezig wegens ziekte;
  • veel schoolverzuim om onduidelijke redenen;
  • verwacht snel straf;
  • angst en afweer voor contact met volwassenen;
  • bang voor de opvoeders;
  • het niet willen uitkleden bij bv. onderzoeken, gym.

12.3.2. Lichamelijke verwaarlozing

Wat is het?
Wanneer een kind regelmatig onvoldoende verzorgd wordt spreekt men van lichamelijke verwaarlozing. Voorbeelden daarvan zijn: tekort aan voeding, vieze kleren, niet aan de temperatuur aangepaste kleding, slechte hygiëne, tekort aan slaap, onvoldoende medische zorg.

Signalen van de jongere:

  • slecht verzorgd, vale huid, dof haar, het kind stinkt;
  • moe, bleek (bloedarmoede), lusteloos;
  • vaak huidinfecties;
  • niet voor ziektekosten verzekerd, onvoldoende ingeënt, weinig of nooit naar de dokter;
  • mager (tekort aan voeding) of heel dik (eenzijdige, zoete en vette voeding);
  • onvoldoende verzorging van en onvoldoende aandacht voor verwondingen.

12.3.3 Geestelijke mishandeling

Wat is het?
Hierbij wordt de jongere goed verzorgd, maar staat hij/zij regelmatig bloot aan geestelijke kwellingen. De jongere heeft dan weliswaar geen blauwe plekken, maar is net als bij andere vormen van kindermishandeling diep ongelukkig. Geestelijke mishandeling is moeilijker op te sporen omdat lichamelijke verschijnselen ontbreken. Voorbeelden er van zijn : expres bang maken, schelden, kleineren, te hoge eisen stellen, opsluiten, nooit bij de eigen naam noemen, bedreigen, angstaanjagende of vernederende straffen.

Specifieke signalen van de jongere:

  • bang voor harde geluiden, overdreven angst;
  • schrikt als ouder binnen komt, niet naar huis willen
  • eet- en slaapproblemen;
  • lusteloos of juist agressief en destructief;
  • extreem zenuwachtig of gespannen;
  • extreem teruggetrokken;
  • onderdanig;
  • overdreven aandacht vragen (clownesk gedrag);
  • wisselende stemming;
  • faalangst, het gevoel hebben niets te kunnen;
  • depressief, hysterisch, obsessies;
  • imiteren van volwassenen, met name in de taal;
  • beslist niet willen huilen (bij jongens) of overdreven veel huilen (bij meisjes).

12.3.4 Geestelijke verwaarlozing

Wat is het?
Wanneer de jongere regelmatig geen aandacht, liefde en warmte krijgt, spreekt men van geestelijke verwaarlozing. Voorbeelden zijn : nooit knuffelen, nooit troosten, negeren, afwijzen, niet mee praten, verbieden om te huilen of te lachen, nooit iets met de jongere doen.

Specifieke signalen van de jongere:

  • allemansvriend(in), nooit eenkennig zijn, geen echte relatie durven aangaan;
  • overbeweeglijk en destructief gedrag;
  • extreem teruggetrokken of juist overdreven kusserig en aanhalig;
  • weglopen;
  • een sfeer van isolement om zich heen;
  • extreem passief en klagerig;
  • overdreven veel (negatieve) aandacht vragen, eisend gedrag;
  • negatieve zelfwaardering.

12.3.5 Seksuele mishandeling

Wat is het?
Wanneer de jongere regelmatig op een seksuele manier door een volwassene wordt benaderd, spreekt men van seksuele mishandeling. Met beloftes en/of dreigementen wordt de jongere gedwongen seksuele handelingen toe te laten of te verrichten. Wanneer dit door een familielid gebeurt, bijv. vader, moeder, broer, opa spreekt men van incest.
Het is een wijdverbreid misverstand, dat seksuele (kinder)mishandeling alleen voorkomt bij meisjes. Alle kinderen, jongens en meisjes, vanaf de babytijd tot ver in de puberteit kunnen het slachtoffer zijn van seksuele mishandeling.
Seksueel misbruik kan variëren van eenvoudige aanrakingen tot verkrachting.

Signalen
Vanaf de leeftijd van ongeveer 12 jaar vindt de lichamelijke en emotionele ontwikkeling naar volwassen seksualiteit plaats. In deze leeftijdsfase wordt het moeilijker normale en afwijkende gedragingen te onderscheiden.
Mogelijke aanwijzingen voor seksueel misbruik zijn:

  • veel losse seksuele contacten;
  • sterk seksueel wervend gedrag van meisjes t.o.v. jongens/mannen als belangrijkste vorm van contact maken;
  • prostitutie.

Bij alle leeftijden kan buitengewone angst voor lichamelijk contact een signaal zijn van seksueel misbruik:

  • angst voor bad en douche;
  • angst voor lichamelijk contact en schrikreacties bij het aanraken van bovenbenen, billen en buik;
  • angst om op de rug te liggen, stijf houden van benen of niet durven bewegen;
  • zich niet uit durven kleden;
  • afweer van affectie;
  • negatief lichaamsbeeld (schaamte voor en boosheid op het eigen lichaam);
  • zelfverwonding (zichzelf krabben, bijten, haren uittrekken);
  • negatief zelfbeeld (het niet geloven iets zelf te kunnen);
  • klagen over buikpijn of pijn in de bovenbenen (door het gedurig tegen elkaar aanklemmen van de benen of het geforceerd openhouden tijdens misbruik);
  • angst voor het donker;
  • slaapproblemen;
  • vaak weglopen;
  • blauwe plekken of vingerafdrukken op bovenbenen.

12.4 GEVOLGEN VOOR DE JONGERE

De jongere draagt de gevolgen van mishandeling zijn hele leven met zich mee. Het vertrouwen in de medemens is geschaad, het aangaan van vaste relaties wordt bemoeilijkt, vaak in ernstige mate. De jongere raakt het zelfvertrouwen kwijt, waardoor er sprake is van een lage zelfdunk. Het eigen lichaam wordt iets, waar alleen maar pijn en narigheid mee beleefd wordt. Dit kan later problemen geven bij het aangaan van een seksuele relatie.

Wat kunt u als docent doen?
Blijf niet zwijgen. Het is de moeite waard het risico te nemen en iets te doen met een vermoeden van kindermishandeling. De verantwoordelijk voor kinderen ligt nu eenmaal bij volwassenen. Bovendien is het immers in het belang van de jongere. Het gezin heeft waarschijnlijk ook hulp nodig.
Bij het signaleren van kindermishandeling blijft zorgvuldigheid uiteraard een eerste vereiste. Wanneer een jongere mishandeld wordt is dat vaak te merken aan zijn gedrag en dat van z'n opvoeders. Dat gedrag is te observeren.
Wat men niet moet doen is:

  • De ouders veroordelen. Ze hebben juist hulp nodig.
  • De jongere uithoren. Hierdoor wordt de jongere in problemen gebracht. De jongere wil loyaal blijven aan de ouders, maar wil het ook de docent naar de zin maken. De informatie die de jongere geeft kan daardoor onbetrouwbaar zijn. Bovendien kan een bezorgde vraag suggestief zijn. Werkelijkheid en suggestie gaan door elkaar lopen en kunnen eventuele therapie of verhoor of getuigenis vertroebelen.

Wat men wel kan doen is:

  • Als u het vertrouwen van de jongere hebt, een gesprek aangaan.
  • Praat op een rustige plek.
  • Informeer voorzichtig wat er aan de hand is. Maak contact maar respecteer afstand. Je mag gevoelens laten zien maar nuchterheid in de stem geeft juist het gevoel van veiligheid en vertrouwen.
  • Geef geen waarde-oordeel.
  • Geef aan te willen helpen maar grijp niet te snel naar oplossingen.
  • Beloof geen geheimhouding maar geef wel aan dat er niets zal gebeuren buiten de jongere om.

Als de jongere zelf hulp vraagt, kan deze het beste eerst opgevangen worden door een daartoe getrainde docent of medewerker van Jeugdgezondheidszorg en daarna zo nodig verwezen worden naar een instantie die ervaring met hulp aan deze jongeren heeft zoals het RIAGG. Maak duidelijk welke stappen genomen zullen worden en wat van de jongere wel en niet verwacht wordt. Voor consultatie en melding kan men contact opnemen met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling.
Geef de jongere zelf steun op school. Geef bij concentratieproblemen aan mededocenten door dat daar een reden voor is die bij jou bekend is zodat ze er rekening mee kunnen houden.
Het is voor een school belangrijk een routing te hebben hoe om te gaan met kindermishandeling. Wie wordt als eerste ingeschakeld. Wie heeft de contacten. De GGD kan u hierbij helpen, zij heeft ervaring met de hulpverleningslijnen bij u in de regio.