7.1
Duizeligheid
7.2 Hoofdpijn
7.3 Hyperventilatie
7.4 Moeheid
7.5 Buikpijn
7.1. DUIZELIGHEID
Wat is het?
Duizeligheid is een klacht die in de puberteit het gevolg kan zijn van
de relatief snelle groei, gebrekkige voedingsgewoonte en wankel hormonaal
evenwicht. Een paar typische voorbeelden.
- Meisje van 14
jaar. Ze wordt duizelig als ze opstaat, valt zo nu en dan flauw. De
bloedcirculatie is nog niet ingesteld op het lange lichaam en reageert
onvoldoende met verhogen van de bloeddruk bij het opstaan. Het gebrek
aan bloed in de hersenen zorgt voor het flauwvallen. Als ze op de grond
ligt is de bloedvoorziening weer voldoende en komt ze vanzelf bij.
- Jongen van 15
jaar. In de loop van het derde uur wordt hij duizelig en kan zich niet
meer concentreren. Hij voelt zich flauw en slap, is soms zweterig en
heeft een snelle polsslag. Na de pauze is het over. Deze jongen heeft
de gewoonte laat op te staan, niet te ontbijten en in de pauze roze
koeken en candybars te eten. Als hij vóór schooltijd iets
zou eten (bij voorkeur een boterham en een glas melk) zou hij oplettender
zijn tijdens de lessen en geen last van "flauwtes" meer hebben,
omdat de bloedsuikerspiegel langer op peil blijft.
Wat kunt u als
docent doen?
- Geen paniek, maak
er ook geen drama van, probeer een logische verklaring te geven, blijf
zakelijk en vermijdt psychologiseren.
- Een korte afzondering
van de patiënt werkt beter dan hem of haar in het middelpunt van
de belangstelling te houden.
- Adviseer de leerling
de huisarts of de jeugdarts te raadplegen. Overleg met de opvoeders
7.2. HOOFDPIJN
Wat is het?
Hoofdpijn bij middelbare scholieren is meestal het gevolg van een (relatief)
zware geestelijke inspanning in een bedompte ruimte. Jongeren die weinig
slaap genieten, die teveel alcohol en/of nicotine nuttigen, slecht eten
en weinig frisse lucht krijgen hebben moeite om hun hersens te laten werken.
Als ze toch proberen zich langdurig te concentreren levert dat hoofdpijn.
Ook leerlingen die in een goede lichamelijke conditie zijn, zelfs altijd
heel vroeg naar bed gaan, kunnen het zwaar hebben op school. Vaak is dit
het gevolg van een iets te hoog gegrepen niveau, soms ook van pesten of
een of andere vorm van groepsdruk. Natuurlijk bestaat ook hier de kans
dat er een ernstige ziekte aan het ontwikkelen is, maar een banale verkoudheid
hoort ook tot de mogelijkheden.
Wat kunt u als
docent doen?
- Ventileer uw lokaal!
- Terugkerende hoofdpijn
is reden voor een onderzoek door de huisarts.
- Zorg voor een
laag geluidsniveau in de klas en probeer het ook overigens rustig te
houden.
- Houd de huiswerklast
draaglijk.
- Adviseer de individuele
jongere met veel last van hoofdpijn om een arts te raadplegen.
Wat kan de school
doen?
- Plaats de leerlingen
in het niveau dat ze aankunnen, niet de stroom die het door hun ouders
gewenste diploma moet opleveren.
- Voer een actief
antipestbeleid.
- Hanteer duidelijke
regels.
- Stem de huiswerkbelasting
door verschillende docenten af.
- Ontmoedig het roken,
stimuleer beweging in de buitenlucht.
7.3. HYPERVENTILATIE
Wat is het?
Hyperventilatie heeft te maken met te diep en te snel ademen.
Hoe krijg je het?
Normaal gesproken adem je 12 tot 15 keer per minuut in en uit. In de lucht
die je inademt zit onder andere zuurstof. Deze zuurstof wordt afgegeven
aan het bloed. Het bloed brengt de zuurstof naar de cellen in het lichaam.
De cellen hebben de zuurstof nodig voor de stofwisseling. Het afvalgas
van de stofwisseling is koolzuur. Dit koolzuur wordt door het bloed teruggebracht
naar de longen. Uitgeademde lucht bevat dus meer koolzuur dan ingeademde
lucht.
Door te snel of te diep te ademen kan het gebeuren dat men teveel koolzuur
uitademt. Het bloed is dan ook niet zuur genoeg. Zo kunnen er klachten
optreden over het gehele lichaam. Het bloed stroomt immers overal.
Hyperventilatie is een verschijnsel dat verschillende oorzaken kan hebben.
Dikwijls wordt er een verband vastgesteld tussen emotionele spanningen
en hyperventilatie.
Wat kunt u als
docent doen?
- Probeer de jongere
en de groep zoveel mogelijk gerust te stellen.
- Neem de jongere
apart in een ruimte met frisse lucht.
- Laat de jongere
rustig ademen, met de handen komvormig over neus en mond gevouwen.
- De echte aanpak
van hyperventilatie richt zich op de vraag: "Welke emoties zetten
dit jongere aan tot een dergelijke manier van reageren?". Het leren
omgaan met stress en angst lijkt een centrale rol te spelen bij het
voorkomen van hyperventilatie. Laat de opvoeders hierbij eventueel de
huisarts raadplegen.
7.4. MOEHEID
Wat is het?
Pubers zijn soms moe als u een prestatie van ze verlangt. Als ze zelf
willen housen, voetballen of aerobiccen hebben ze daar veel minder last
van. Ze zijn moe omdat het groeien veel energie vergt en omdat ze een
enerverend leven leiden. Beter eten en slapen zou al een stuk helpen.
Als een jongere zelf het vervelend vindt dat hij/zij niet mee kan doen
omdat hij/zij zo moe is, denk dan in de gymles aan inspanningsastma. Als
een jongere moe en lusteloos is, niet meedoet, maar ook niet actief klaagt
denk dan aan depressie of sociale problemen. Arrangeer voor zo'n jongere
een gesprek met een hulpverlener. Vermoedt u een lichamelijk probleem,
laat de jongere dan een arts raadplegen.
7.5. BUIKPIJN
Wat is het?
Een typische meidenklacht in verband met de menstruatie, maar ook een
blindedarmontsteking hoort tot de mogelijkheden.
Wat kunt u als
docent doen?
Als een leerling zichtbaar pijn zit te lijden kunt u hem of haar beter
naar huis sturen, maar pas op voor precedentwerking en gewoontevorming.
Wat kan de school
doen?
Zorg voor maandverband en pedaalemmers in de meisjestoiletten.
Wat kan de school
doen bij lichamelijke klachten in het algemeen?
Zorg zo mogelijk voor een hoekje om rustig te liggen voor een jongere
die zich ziek voelt en niet meteen naar huis kan of wil. Hanteer duidelijke
regels met criteria over naar huis laten gaan en ouders waarschuwen bij
ziekte en pijn op school.
|